Zonder sonnetten(1886)–J. Winkler Prins– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 100] [p. 100] Werking der muziek. Wat is mijn hart toch Wanneer gij, o klanken, Mij met 't geluid overspuit Uwer spranken? - Is het een gaarde Waar bloemen die bloeien, Door 't felle steken der zon bezweken, Van dorst verschroeien? - Is het een bloemperk Waar goudgele bijen De geuren stelen der paarsfluweelen Violen-reien? - Is het de boekwiet Waar hommelhorden, Wit bestoven van 't bloemenrooven Gonzende snorden? - [pagina 101] [p. 101] 't Mugje dat zingend In de orchis gedoken Vast er bleef kleven en moet sneven, De oogen geloken? - Wellicht een beek, Zoo snel aan 't vlieten, Dat boschanemonen en duizendschoonen Weerspiegeld verschieten? - Is het een meir, Een kristallijnen, Waarin de sterren, dichtbijzijnde en verren, Verdubbeld schijnen? - Een waterval soms, Tusschen de rotsen Voort zich wringend en vroolijk zingend Met spattend klotsen? - Is 't een fontein, Zilverkolom, Opwaarts bruischend neerwaarts ruischend, Vonkelende alom? - [pagina 102] [p. 102] Neen, 't is de zee! Waarover henen Stemmen schateren en zuchten klateren Met lachen en weenen! - Vorige Volgende