Zonder sonnetten(1886)–J. Winkler Prins– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 84] [p. 84] Zang op zee. Wat luidt er des avonds Al over de zee? - Zijn 't klanken van vreugde, Zijn 't klanken van wee? - Wat tintelt in 't diep toch Zoo scheemerig ver? - Verging er een wereld, Verdoofde er een ster? Het nadert, het nadert, 't Komt dichter en dicht; - Daar heft uit de golven Zich op een gezicht! Daar ruischt er van snaren, Van harpen van goud, Wat vreugd geeft in 't leven, Wat bitter berouwt. [pagina 85] [p. 85] Bij 't flonkren der oogen, Verleidelijk zacht, Klinkt 't zoete refrein steeds: Goê nacht! o goê nacht! Neen, jonkvrouw der zeeën, Neen, meisje uit het diep, De nacht is niet goed hier Hoe vaak gij het riep! Nog beter geslagen Uw harpen tot gruis Dan met u te dalen Naar 't kleurenrijk huis. Niet goed is uw bijzijn, Niet goed is 't bij nacht U offers te plengen, Hoe zoet gij ook lacht! Vorige Volgende