Zonder sonnetten(1886)–J. Winkler Prins– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 80] [p. 80] Meiregen. De school gaat uit; het vroolijk gedruisch Komt aanstonds tot bedaren, Nu 't zoel en vochtig is buitenshuis Nu meiregen suist door de blâren. Zoo jeugdig frisch als die blaadjes zijn, Zijn ook de kinderkopjes; Zoo zacht als het groene bladsatijn, Zoo malsch als de regendropjes. De blaadjes suiz'len: val op ons neer! En de kinderen roepen: Meiregen! Geef zonneschijn eerst en dan mooi weer: Wij allen wij kunnen er tegen! Belinde, die wegens guren wind Een kapertje draagt over de ooren, Rukt 't af: en het blonde hair van 't kind Golft weeldrig omlaag en naar voren. [pagina 81] [p. 81] Maar statig hangt neer de zware vlecht Van Elze; tot haast de heupen; Ze ontstrikt en plooit de golvingen recht Die de droplen dra weer kreuken. En Anni heeft krullen; zoo cierlijk gelegd Ter wederzijde der schouderen; Zij lacht maar zoo menigmaal Elze zegt: O Anni de krullen verouderen! Maar fijn en zacht en zijachtig blond Dat hebben wel de allerkleinsten; Die schudden geen krullen, geen vlechten rond, Van eenvoud stellig de reinsten. Zij wandlen gearmd, de neusjes omhoog, De hoofdjes naar achtren gebogen, En juichen van pret bij elk dropje dat vloog Langs haren en voorhoofd in de oogen. Hoe somber zien Dien en Geerte; hoe droet En strak staan hunne trekken; - Zij dragen het hair als jongens stroef En kort geknipt in de nekken. Een ander groepje dat dartelt ook niet; Dat ziet meer verwezen uit de oogen, Als vragen die kleinen: wat is ons geschied En waarom op 't voorhoofd die bogen? - [pagina 82] [p. 82] Daar druppelt op lokken, op krullen, op vlecht, Op 't voorhoofd nooit meiregen; Die houden de ponnies, eenvormig recht, Jaar in jaar uit er tegen! Val droppels op hairen, recht, golvend, verward, Besproei hen allerwegen; Want anders blijven de voorhoofden hard En rust op het leeren geen zegen! Vorige Volgende