Zonder sonnetten(1886)–J. Winkler Prins– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 71] [p. 71] Lievenheers-beestje. Ik weet niet waarom maar 't gebeurt somtijds, Wanneer wij luid denkende spreken En onze gedachten aan 't horten gaan Ter weerskanten uitgeweken, Dat eensklaps een rood, zwart gestippeld insekt Op tafel gevallen onze aandacht trekt. Dan zeg ik, als 't kruipt langs den suikerpot: ‘Pas op, het zal aanstonds nog vallen;’ Dan brengen wij 't samen in veiligheid Beschouwen 't met welgevallen; Tot 't weldra weer kruipt langs den inktpotrand: - Dan zet mijne liefste het neer op heur hand. Dan fladdert het weg op het wit porcelein Van de lamp, vlak vóór ons aan 't branden; En eensklaps van daar naar den spiritusvlam Op het theeblad; - en zie, onze handen Ze reppen ééndrachtig zich heen naar 't insekt Dat weldra opnieuw weer onze aandacht trekt. Vorige Volgende