Zonder sonnetten(1886)–J. Winkler Prins– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 64] [p. 64] Schaamte. In mijn boot op 't meir Zat ik peinzende neer Getrokken door minlijke oogen; 'k Zag schepen ter kim: 't Blank zeilen-geglim Wees werwaarts zij waren getogen. Voor rood purperen gloed Week het goud met spoed En de maan dreef door sneeuwwitte vlokken; En ik roeide weer heen: - Op mijn hart lag een steen: Ik voelde mij minder getrokken. In de visschersschuit, Een eind voor mij uit, Werd een vuur op den steven ontstoken; En al wat er zwom In de reuzenkom Kwam derwaarts geplast en gedoken. [pagina 65] [p. 65] ‘Ha!’ riep ik ‘gebroed! Uw voorbeeld doet goed: Ik voel weer mijn liefde herleven. Gij sterft met genot Voor uw vlammengod: Ik wil voor mijn oogenpaar leven!’ Vorige Volgende