Zonder sonnetten(1886)–J. Winkler Prins– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 53] [p. 53] Vijver in 't bosch. Gelijk aan zuilen hecht en sterk Met zacht mos op de stammen, De gloeiende kruinen in 't blauwe zwerk Maar lager vol wieglende vlammen, Rijst boom aan boom Bij den vijverzoom De krachtige neven de broze; En spieglen in 't water zich, één van zin, En groeien zoo tusschen twee werelden in: Het eindige en 't eindelooze. Gelijk een bonte vlindervlucht, Een stoet van rozige vlokken Gewiegd op vochtigen najaarslucht Geschommeld met zachte schokken, Daalt blad na blad In 't donker bad En blijft er zweven een pooze Als had het nog in geen sterven zin, En drijft zoo tusschen twee werelden in: Het eindige en 't eindelooze. [pagina 54] [p. 54] Gelijk aan boom en bladeren beî Zoekt jeugd en grijsheid hier weelde, Stil mijmerend aan des vijvers zij Waarin hun beeltenis speelde; Waarbij de hak Treedt op dorren tak Op gezonde neven de vooze: - Zoo zweven allen bij 's winters begin Onwetende tusschen twee werelden in Het eindige en 't eindelooze! Vorige Volgende