Zonder sonnetten(1886)–J. Winkler Prins– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 33] [p. 33] Aan een meisje. Reeds treedt gij met dartlen voet Door de golfjes van den vloed Die de kindsheid wijken doet; Om met maagdelijken schroom Op te zien naar d'oeverzoom Van den voller levensstroom; - Toch, zoo schuchter blikt gij nog, Murmelt een verwonderd: och! Als waar' 't leven u bedrog! Speurt uw oog aan de overzij Duivenrij na duivenrij Weggeschrikt voor 's haviks schrei? - Ziet gij aan den overkant In een onbetreden land 't Wenken van een blanke hand? - [pagina 34] [p. 34] Meisjelief, sper de oogen wijd, 't Leven is een bittre strijd Waar men menig traan door schreit. Treed voorzichtig, zoetjes aan Op den ruwen levensbaan Waar de struikelblokken staan! Vorige Volgende