Zonder sonnetten(1886)–J. Winkler Prins– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 5] [p. 5] Op het meir. Ginds spieglen de bergen in 't donkerblauw meir; Ik zie ze, maar voel hun verrukking niet meer. Daar sla ik de riemen in 't meirkristallijn En 't is of ze duizlig van 't schommelen zijn. Nauw gloeien de lichten aan de oevers in 't huis, En 't is of ze roepen: ik wacht u straks thuis! Nog drijft door het purper de wolk als een pluim En 'k voel mij bij 't roeien zoo luchtig, zoo ruim. De starren verschieten; - daar rijst in mijn borst Naar 't maatlooze ruim een onmeetlijke dorst! Vorige Volgende