Sonnetten(1885)–J. Winkler Prins– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 107] [p. 107] Adelaar en ram. Een arend, in een schaapskooi neergetuimeld, Door 't onweer in den rechtervleugel lam, Wekt 't medelijden van een ouden ram: Kom, eet wat mee: het brood is fijn gekruimeld... Ik dank je zeer: je vacht is gansch beduimeld: Wie was het die zoo dikwijls aan je kwam? Mij schroeide 's hemels zuivre bliksemvlam: 'k Eet met geen schaap, al ben ik neergetuimeld. Nu, eet dan niet; maar tracht niet weg te hinken: Straks komt de brave goede herdersknaap: Die geeft u vrijheid aan de bron te drinken En mooglijk ook gunt hij u hier den slaap: Al vliegt ge ook weg, uw vlerk gaat toch weer zinken. En 't antwoord luidt: je praat gelijk een schaap. Vorige Volgende