Sonnetten(1885)–J. Winkler Prins– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 100] [p. 100] Veeleischend. Een vorst der letteren, en geen vriend van vitten, Strooit links en rechts voor 't volk zijn beste schatten; Maar domheid kan zijn edelmoed niet vatten, Al wil ze ook gaarne 't hare er van bezitten. De staart is fraai... maar welk een aantal klitten... En Maart is zoel... maar ach! 't concert der katten... Het graan is goed... maar griezelig zijn de ratten; En zijn er tanden, 'k zie ook kunstgebitten... En 't koor der klagers klonk langs alle wegen: Geef ons natuur door schemering niet ontluisterd, Een goddelijkheid die 't mensch-zijn doet verdwijnen... Aanziet de zon: is 's middags zij gestegen En wordt haar licht door nevelen niet verduisterd, Dan doet ze 't sterkst de donkere schaduw schijnen. Vorige Volgende