Sonnetten(1885)–J. Winkler Prins– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 98] [p. 98] Ondank. Een schoorsteen, gansch met snijwerk overtogen, De lust der kenners, die, uit verre landen, Tot 't beeldhouwwerk der rijkvergulde wanden Zich menigmaal bewonderende overbogen, Ziet aan zijn binnenkant twee vurige oogen En in die oogen dubbele pijperanden... De nieuwe buur laat ook een kachel branden: - Verdubbelen moet de schoorsteen 't trekvermogen. De rook sloeg uit: hoe ook de buren pookten: Geen luchtkolom wil ruischend thans meer stijgen... Niets helpt, hoe wetenschaplijk men blijft stoken: - De wind sloeg in en alle vuren rookten... De rook was niet zoo spoedig weg te krijgen, En de oude schouw werd ijlings afgebroken. Vorige Volgende