Sonnetten(1885)–J. Winkler Prins– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 86] [p. 86] Op het meer van Genève. Voor ons uit, waar Ouchy's lichten gloeien, Verderaf Lausanne's torens staan, En reeds starren op- en ondergaan, Is de dag in schemering aan 't vervloeien... Achter, waar, in plompen die er bloeien, Zich geen slankgebogen riem kan slaan, Rust van 't schommelen thans de ranke kaan, Gloeit de sneeuwbrand, die het oog blijft boeien. Daar vlamt, op Mont Blanc's verbleekte leden, 't Zuiver licht der reeds verzonken zon, Om den gletscher met een kleed te kleeden Als geen wever hier ooit weven kon; Maar die 's werelds weefstoel-boom blijft treden, Is 't die ook de gouden draden spon. Vorige Volgende