Sonnetten(1885)–J. Winkler Prins– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 84] [p. 84] Rutli-weide. Uit de winden, die hier wervelend draaien Over Schwytz langs Brunnen naar omlaag, Klonk tot Schiller's dichtergeest de vraag Zal de Zwitser 't vrijheidsgraan nooit maaien? Zal, na Tell's zoo bloedig, moeielijk zaaien, Nimmer hij, wat lijden 't volk ook plaag, In der vrijheid zoete waanzinsvlaag, 't Vreemd gespuis als fohn het meer inwaaien? Maar wat aan der bergen poort blijft rukken, 't Is de vijand niet van buitenaf. Door verraad in de eigen vest moet bukken Wat ongaarne en nooit zich overgat. Mannekrachten werden vrouwenukken, Eigen boete werd een vreemde straf. Vorige Volgende