Sonnetten(1885)–J. Winkler Prins– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 54] [p. 54] Bedelaar. But deem not this man useless. W. Wordsworth. Ik zie hem nog als in mijn jonge dagen: Hoe 'k in zijn hoed een aalmoes nederleg, Hoe dan zijn voet nauw 't stof roert op den weg, Gebogen hij den bedelzak blijft dragen. Hij hoort niet meer den ratelenden wagen: De brave postman rijdt met overleg Zijn kar terzij, vlak langs den doornenheg, Om dan opnieuw weer pijlsnel door te jagen. Hij gaat zoo kalm, zoo stil... in 't hok gedoken, Zwijgt, als hij komt, de keffensgrage hond: De kleinste knaap, pas in den broek gestoken, Loopt hem voorbij of dartelt langs hem rond: De vrachtkar zelfs: de knecht er in aan 't rooken... Al wat hij ziet, is 't laatste plekje grond. Vorige Volgende