Sonnetten(1885)–J. Winkler Prins– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 53] [p. 53] Parkaanleg. Hier speelt geen licht langs gladde waaiertwijgen, Geen schâuw op 't pad, zooals er vroeger viel: Ik zie een man, in blauwen werkmanskiel, En stam naast stam geduldig nederzijgen. Door 't blanke hout kwam ring in ring zich rijgen Terwijl geen ring den grijzen tak ontviel: - Doch waar is thans het beste deel, de ziel, Die tijdens 't groeien op en neer bleef stijgen? Daar kwam aan licht en schaduwspel een einde: Alsof 't verstand zich wreekte op fantasie: - Alsof de vonk langs kooprendraden seinde: Mij russen vier, amerikanen drie: Een kindje, dat een kleine breuk verkleinde: En 'k hoorde een stem: kom tot mij, Poëzie! Vorige Volgende