Sonnetten(1885)–J. Winkler Prins– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 52] [p. 52] Orchis maculata. O, koekoeksbloem, pronk onzer voorjaarsweiden! Toen 'k u niet kende, ging 'k u stil voorbij, Met trotsch gebaar en innig medelij... Gij waart gevlekt op bloem en blaadren beiden... Dien smaad hadt gij van 't jonge vee te lijden, Dat op u trapt bij 't dartlen door de wei: - Het was een sprookje wat men lachend zei; Een plaagziek sprookje van de kindermeiden. Maar zij 't ook waar: te fraaier dan uw bloemen: 't Gevlekt visier half open en half dicht: De zilvren helm, waarin uw trotsch mag roemen, Het vleuglenpaar, uitwuivende in het licht... Zoo mag met recht een edelman zich noemen, Die 't leed verwerkt tot schoonheid op 't gezicht. Vorige Volgende