Sonnetten(1885)–J. Winkler Prins– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 47] [p. 47] De roode boschbes. Losgesprongen uit de ronde doosjes, Kleeft de spore aan webbe en herfstdraad vast En, verwaaid in 't ruig van de eikenbast, Op de bottels van de wilde roosjes; Op de boschbes, die, met purpren bloosjes, Tusschen donkre en stijve blaadjes wast, En zoo goed bij 't najaarslandschap past: Op de frissche, aanvallig heldre kroosjes. Waarom, besje, vloekt u toch de laster Als het giftigst schepsel van uw soort? - Ach, een eerzuil waar' voor u gepaster Dan des wuftlings onbedachtzaam woord: Reiner, kuischer, beter besje wast er Hier in 't bosch, noch elders in een oord. Vorige Volgende