Sonnetten(1885)–J. Winkler Prins– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 40] [p. 40] Dennegeur. Daar zijn ziekten waar geen kruid voor wassen, Men geen mineraal voor delven kan; Enkel heil verwacht op 't lest men van Koele bosschen, frissche waterplassen. Bleeke mannen in te ruime jassen, Zwakke vrouwen, leunende op den man, Eéndagskindren, vol van plan bij plan, Kwamen wandelende of op wagenassen. En de vroeger zoo verachte dennen Gaven naam aan wat een dorpje was, Wandelplaats van hanen en van hennen, Pikkende in de straten worm en gras: 't Kunnen kwam op 't lest na 't machtloos kennen, Dennegeur na dor drogistgewas. Vorige Volgende