Sonnetten(1885)–J. Winkler Prins– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 36] [p. 36] Wolken. Over 't loof der rosse zilvren berken Trekken lange schaduwmassaas heen: In hun donker schuilt het huis van steen, Achter 't woud de torenspits der kerken. Schaduw werpen ze op de breede vlerken Van den reiger, spiedend naar beneên, De ingetrokken hals bedrieglijk kleen; Schaduw op de groene kerkhofzerken. En ze ruischen malsche regenstralen Op de plant, die haast gestorven was... Mensch en dier, verkwikt door 't ademhalen, 't Nietig zaadje tusschen 't weidegras, Alles spruit, herleeft op hoogte, in dalen, Bella donna, winde en herderstas! Vorige Volgende