Sonnetten(1885)–J. Winkler Prins– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 28] [p. 28] Visioen. 't Strand loopt onder water, langzaam onder... Links het duin: er langs een rosse rand Rul doortrappeld, ondoorwaadbaar zand: Rechts de zee: een altijd ruischend wonder. En als eens Joannes, de verkonder Jezu Christi, zie 'k een muur, een wand, Opgebouwd door 's krijgsmans stalen hand, Onder rofflen en kanongedonder. Wees nabij mij, Gij, die storm gebieden En kunt stillen, 't scherp van 't zwaard niet vreest... Plots een licht... Wat zou die glans bedieden?... Over 't water wandelt weer een geest: En ik zie de golven westwaarts vlieden, Als voor 't oog des temmers 't wilde beest. Vorige Volgende