Sonnetten(1885)–J. Winkler Prins– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 24] [p. 24] Vloed. Rustlooze eindeloosheid, grootsch aanschouwen! 't Kenterend water, wat nu landwaarts spat, Zoekt de pink, door weeke slibbe omvat, Op het strand, omringd door visschersvrouwen. 't Loodzwaar anker tilt in vast vertrouwen Ginds een visscher: - tot de borst in 't nat, Rust hij niet vóór 't goed den bodem vat En blijft liggen aan de lange touwen. Op de pink draait zingend men de spaken, Tot de branding tegen 't scheepsboord gromt En de kiel zich langzaam los gaat maken... Nu de golf het scheepje tillen komt, Gieren touwen, ziet men zeilen blaken... 't Roer valt neder en 't gezang verstomt. Vorige Volgende