Sonnetten(1885)–J. Winkler Prins– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 23] [p. 23] Eb. 't Jonge leven wriemelt om de stoelen Waar 't bedaagde langzaam breit of leest; 't Kalme strand is nooit zoo ruim geweest; In de verte ziet men golfjes woelen. In de plas het kousjen uit te spoelen, Doet het teere meisje 't liefst en 't meest; Voor de jongens is 't een heerlijk feest, Scheepjes te doen kruisen door de poelen. Nog een duwtjen en het wakkrend windje Doet de zeilen bolstaan aan den boeg: Lustig fladdert 't aangehechte lintje.... Zoo het schuitje eens onderstboven sloeg? Wees gewaarschuwd, onbesuisde vrindje, Straks bij vloed vind 't scheepje golf genoeg. Vorige Volgende