Sonnetten(1885)–J. Winkler Prins– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 22] [p. 22] Volle maan. In de verte zacht, melodisch suizen... Blanke lijn van 't drooggeloopen strand... Paarlemoeren plasjes langs den kant, En er in de pinken en de buizen. Tegen 't duin de lichten van de huizen... En heel achter, aan den versten rand, Gloeiend als een pas begonnen brand, Maneschijn op donkere kerkhofkruicen. In een stoet van grijze wolkenvlokken, Trekt de maan naar 't zuiden, naar de zee: Al wat jong is, voelt zich aangetrokken: Visschersmeisjes waden langzaam mee: Voeten scheemren onder donkere rokken En weerspieglen in de blanke ree! Vorige Volgende