Sonnetten(1885)–J. Winkler Prins– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 21] [p. 21] Garnalen-visschers. Oude paarden schudden met de bekken Boven 't schuim: ze slepen 't net ter ree. Visschers rijden op de ruggen mee, Doen hun best het paard tot moed te wekken. Zie, men keert... en de oude dieren trekken, Nu de visschersjongen roept: hoi hé! 't Wriemelend net ten lesten uit de zee, Zóó, dat borst en dijen zichtbaar rekken. Blonde jeugd staat bij de volle manden: Over 't meisje staart de jongen heen; Kijkers vonkelen onder breede randen, En men fluistert: visscherlief, nog één! Uitgestoken worden grage handen: Weigeren kan alleen een hart van steen. Vorige Volgende