Sonnetten(1885)–J. Winkler Prins– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 10] [p. 10] Schilderen aan het strand. Zwart en wit, de tuben uitgeknepen, Mengt de schilder op het bruin palet; Voor de jeugd wat ongewone pret Nu ze toekijkt, de oogen halt genepen! Ach, dat schilderen heeft men ras begrepen... Hier een veegje en ginds een pik, een spet, Hoedjes, die hij vlug op hoofdjes zet, Boven boezelaars: witte kronkelstrepen. Toch, de pink heeft, meent men, groene boorden; Hij maakt grijze; dan in strik en lis Hangen kabeltouwen: - hier zijn 't koorden. Ook de kleur der starren vindt men mis... Maar het blijven woorden, woorden, woorden Voor den schilder, die een vreemdeling is! Vorige Volgende