Sonnetten(1885)–J. Winkler Prins– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 9] [p. 9] Waterwagen. Stuk gegeeseld door de regenvlagen En de winden; waar het zonlicht braadt In onkenbren, verveloozen staat, Spelen jongens met den waterwagen. Tot op 't heetst van één der zomerdagen 't Vreemde voorwerp eensklaps zeewaarts gaat, Achterover in de golven slaat, Om gevuld de zee naar 't strand te dragen. Zonder storten over mulle wegen Trekt het paard den wagen naar 't terras, Waar het badhotel hoog is gelegen Daar werd toen de lauwe pekelplas Menig bleeken, zieken gast ten zegen, Die verzekert, dat het heerlijk was. Vorige Volgende