Sonnetten(1885)–J. Winkler Prins– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 3] [p. 3] III. Bind saam ons dan met zacht satijnen koorden, Uit 't harte bruischende, o mijn reinst gevoelen; En dan, uit al uw warlen en uw woelen, Een slingerkrans van luchte fulpen woorden. Van bloemen niet? - Hoe vleiziek ze bekoorden, En kan al 't windje 't heete blad verkoelen Als d'avonddauw ze in de open kelken voelen, 't Zijn kinderen meest der wufte Seineboorden. Wel is 't me een lust voor uwe blonde haren Een bloementuil te plukken op de duinen, Aleer de buien 't kleurenspel verbleeken: - Maar, hoe ik op de toppen rond blijf staren, Ik zie geen andere dan verzande kruinen, En tijg aan 't werk om zelf een perk te kweeken. Vorige Volgende