Aanteekeningen.
De uitspraak is als op bl. 326 II is vermeld. De ȯu klinkt als een zeer doffe, nederlandsche
ou, die eenigszins benepen, met een kleine, ronde opening van den mond,
wordt uitgesproken.
12. Geen, samengetrokken uit geven.
Dieëldege, deelde, even als verkwistege,
verkwistte; kieërdege, keerde; uerdege, hoorde;
wildege, wilde, enz. Zie vs. 12 bl. 327 II op dieëldege.
15. Gieël, g'ieël, g'hieël, geheël,
geheel.
Of, hof.
Veerkes, varkens; zie vs. 14 bl. 316 II op
zweuns.
Wachten, hoeden; zie vs. 15 bl. 169 II op
wachten.
16. Enne, hebben. Zie vs. 16 bl. 327 II op en.
17. Beraa, berouw. Zie vs. 22 bl. 271 II op ga.
19. Lijk, als; zie vs. 17 bl. 252 II op lek.
20. Erte, herte, hart. Zie vs. 12 bl. 66 I op
arv'.
Kompassie, medelijden; zie vs. 20 bl. 198 II.
Tseffes, seffens, spoedig; zie vs. 22 bl. 238 II.
23. Evegaa, even gaa, even gauw; zie vs. 17 hier boven.
Keermesse, kermis; zie vs. 23 bl. 238 II.
Aaën, haaën, houden; zie vs. 24 bl. 330 II op
ewwe.
24. Ertelijk, hartelijk; zie vs. 20 hier boven.
28. Kolère, toorn; zie vs. 28 bl. 295 II op
kolære.
31. Azue, azoo, zoo; zie vs. 12 bl. 313 II op
azue.