Aanteekeningen.
De oa klinkt tusschen o en a in, maar zweemt
in sommige woorden zoo als in voaër, vader, dat bijna als
voër klinkt, sterk naar de o. De ö heeft de
zelfde waarde als in 't hoogduitsch.
11. Eis van eins, eens; zie vs 11 bl. 402. De
tweeklank ei helt sterk, volgens de hoogduitsche uitspraak, naar
ai over; in enkele woorden is deze uitspraak zoo duidelijk, dat men niet
anders dan raizen, laiden, arbaiders, enz. kan schrijven. Zie vs. 11.
bl. 406.
Dij, die; de klank waarmede men in Fivelingo
dit woord uitspreekt; is de gewone nederlandsche ij (niet volgens de
hollandsche uitspraak als ei), zelfs iets naar ee zweemende. Dit
is ook het geval met twij, twee; enz. Zie vs. 11 bl. 406.
14. Iin, in, even als in 't friesch în, met
den langen, zuiveren iklank.
Bigun, begon; dit voorvoegsel bi, in plaats van 't
nederlandsche be, is echt friesch en ongetwijfeld een overblijfsel, even
als 't bovenstaande iin, van de friesche taal, de oude landtaal van
Fivelingo. Ook in eenige friso-saksische tongvallen van
Oost-Friesland is dit bi voor be bewaard gebleven.
Zie vs. 16. bl. 191.
15. Huil, hield.
Land; de klinker in dit woord, even als in hand,
zand, enz. wordt eenigszins lang aangehouden; echter niet zoo lang dat men
met recht laand kan schrijven. Zie vs. 13 bl. 393 op laand.
16. Vratten, vraten; zie vs. 16 van de vertaling in den
tongval van Leeuwarden.
Zuk, zich; zie vs. 16 bl. 407 en vs. 15 bl. 393.
17. Zuls, zelve, even als in Oost-Friesland en elders in
noordelijk Duitschland.
18. Ik zel, ik zal, komt nader bij het friesche ik
scil (sil); in de friesche steden is het ook thans nog in gebruik,
maar begint er reeds te verouderen. In veel hollandsche tongvallen komt het ook
nog voor, maar in de vorige eeuw was het in de hollandsche volkstaal zeer
algemeen in gebruik. Zie vs. 18 bl. 281 en vs. 18 bl. 310.
20. Dij wör d'r anders van iin hoed, woordelijk: die
werd er anders van in de huid, een uitdrukking die zeggen wil: hij werd
bewogen. Zie vs 20 bl. 394 op hoed.