wordt
hij in de groningerlandsche tongvallen steeds min of meer duidelijk naar de
ai overhellende, uitgesproken. In sommige plaatsen en door sommige
menschen is deze uitspraak zoo duidelijk en sterk, dat men de uitspraak met
ai moet afbeelden. Zie b.v. in deze vertaling vs. 13, de woorden
klain en raist.
12. Dout i mi, geef gij mij; zie vs. 12 bl. 393.
Porsie, deel; zie vs. 12. bl. 352 op porsie.
Mouk, maakte, van moaken, dat in de groninger
tongvallen, even als in de zeeuwsche en in sommige nedersaksische en
nederfrankische tongvallen onregelmatig verbogen wordt. Zie vs. 24 bl. 246 op
mieken, vs. 20 bl. 193 en vs. 13 bl. 235.
Part, deel; zie vs. 12 bl. 355 op paert.
13. Klain, klein; zie hier boven vs. 11.
Zettien, zetje; zie vs. 13 bl. 197 op 'n setji.
14. Biister, in dezen zin zeer groot, geeft ook in
't algemeen een versterking van de eene of andere eigenschap te kennen. Ook in
dezen zin was het vroeger in Holland veel in gebruik, even als in de andere
nederlandsche landstreken. Zoo werd de Veluwe in de middeleeuwen
een ‘wilt byster lant’ genoemd. Zie vs. 18 bl. 403 op 't
spoor biister.
Kreuk, gebrek; zie vs. 14 bl. 214.
15. Skooien, schooien, bedelen, is overal in Nederland in
de volkstaal in gebruik. Zie bl. 357, schooie.
16. Zoch, zich; zie vs. 17 bl. 403 op zuk.
17. Bult, hoop, groote hoeveelheid; zie vs. 23 bl. 403.
18. Op slach, terstond, dadelijk. Zie vs. 18 bl. 403 op
stond en vs. 13 bl. 313, op op slag.
20. In 'n run, terwijl hij op hem toe liep, in den loop;
deze uitdrukking is ook elders in de noordelijke provincien in gebruik en komt
van 't werkwoord rennen, friesch rinne, loopen, hard loopen.
Smokte, zoende; zie vs. 20 bl. 403 op smokde.
23. Hollen, door uitslijting der d van
holden, houden.
25. Sikkom bi, dicht bij, na bij; de oorsprong van dit
oldambtster woord sikkom heb ik niet kunnen opsporen.
27. Verneugdhaid, vergenoegdheid, komt nader bij het
hoogduitsche vergnügen, zie vs. 23 bl. 203.
Zond, gezond; zie vs. 27 bl. 404.
28. Lelk, eigenlijk leelijk, maar hier in de
beteekenis van kwaad, boos; dit woord is in Friesland in
den vorm lilk eveneens in de zelfde beteekenis in gebruik. Zie vs. 28
bl. 332.
29. Boeten miin skreve, wil het zelfde zeggen als het
hollandsche ‘buite de perke’.