Aanteekeningen.
De ö heeft den zelfden (kortcn) klank als in het
hoogduitsch; de æ klinkt blatende tusschen a en e
midden in; de klank der oa ligt midden tusschen o en a in;
ê klinkt als in 't fransch.
12. Pörsien, deel; zie vs. 12 bl. 352 op
porsie.
13. Laand, land, even als aand of haand,
hand, aals of haals, hals daansen, dansen, enz. komt ook
in andere saksische en frankische tongvallen voor. Zie vs. 13 bl. 383, bl. 355
en bl. 335 op Sjaarpezèèl.
14. Onger, honger. De gewoonte om de h niet uit te
spreken, die te Zwolle en verder in noordelijk Overijssel in zwang
is, komt te Meppel en omstreken ook voor, ofschoon in veel geringere mate dan
daar. Het is moeielijk of liever ondoenlijk om een regel aan te geven voor het
al of niet uitspreken der h; sommige lieden, vooral uit den geringen
stand en die weinig lezen of met vreemdelingen verkeeren, laten die letter meer
achterwege dan anderen; dit hangt ook veel van de gewoonte des sprekers af. Het
verkeerd noemen der h komt weinig voor.
18. Hoes, huis, geldt tegenwoordig te Meppel
reeds voor verouderd en boersch; de nieuwere, meer steedsch saksische en
friesche vorm huus is tegenwoordig te Meppel meest in gebruik.
19. Eweerd, waard, waardig; de toonlooze e, waarmede
dit woord begint, dient als aanloop om de w gemakkelijker te kunnen
uitspreken. Vergelijk den eveneens saksischen en ook frankischen vorm
eweg op vs. 15 bl. 345.
20. Aals, haals, hals.
Smokte 'm, zoende hem, van smokken, zoenen dat ook
in de friso-saksische dialecten van Groningerland voorkomt. Dit
smokken en vooral het frequentativum er van, smokkelen, is echter
ook in andere streken van Nederland, onder anderen in Friesland
niet geheel onbekend, ofschoon men het daar weinig, of meest in scherts
gebruikt. Zie vs. 20 bl. 293 op mukden.
21. Iete, hiete, hiet, heet.
22. Zund'spak, saamgetrokken uit zundagspak,
zondagspak.