Algemeen Nederduitsch en Friesch Dialecticon. Deel 1
(1874)–Johan Winkler– Auteursrechtvrij
[pagina 387]
| |
XXII. Drenthe.De tongvallen van de provincie Drenthe behooren, even als die van Overijssel, ten deele tot de zuiver saksische, gedeeltelijk tot de friso-saksische groep. Friso-saksisch zijn de tongvallen die in het noordelijke en westelijke gedeelte des lands, langs de groninger en friesche grenzen gesproken worden. Daarentegen behooren de tongvallen van zuidelijk en oostelijk Drenthe, van Meppel langs de overijsselsche, benthemsche en meppensche grenzen tot het zuiver saksisch. De tongvallen van het middelste deel van Drenthe verbinden beide groepen van dialecten in dit gewest, maar zijn veel meer saksisch dan friesch. Het zuivere saksisch in Drenthe behoort zoomin tot het West-faalsche saksisch of westsaksisch van Westfalen als tot het echte nedersaksisch of noordsaksisch van Noord-Duitschland, maar staat tusschen beide hoofdgroepen van tongvallen in. De afgelegenheid van Drenthe, waardoor het langen tijd van 't algemeene wereldverkeer buiten gesloten bleef, zoowel als de eenvoudige levenswijze der Drenthen, die in hun dorpen, door uitgestrekte heidevelden en door niet minder groote venen omgeven, weinig met de menschen der naburige landstreken in aanraking kwamen, ook weinig behoeften hadden en de behoeften van anderen niet leerden kennen, is de oorzaak dat de drenthsche tongvallen nog heden zoo veel merkwaardige bijzonderheden en zoo veel oude woorden opleveren, die elders reeds lang uitgestorven en vergeten zijn. Over het algemeen genomen onderscheiden de drenthsche tongvallen, en voornamelijk de friso-saksische uit het westelijke deel des lands, van Diever, Vledder, Smilde, Havelte dus, zich zeer gunstig van andere saksische en friso-saksische tongvallen door grootere zachtheid en zoetvloeiendheid, even als ook het friso-saksisch van Stellingwerf, in tegenoverstelling van het groningsch. Maar in het noorden van Drenthe, benoorden Assen, te Norg, Paterwolde, Eelde, Zuidlaren, enz. is de tongval veel meer grof en hard en aan | |
[pagina 388]
| |
dien van het groningsche Langewold, Fredewold en 't Goorecht meer gelijk. In de verschillende jaargangen van den Drenthschen Volksalmanak komen, behalven eenige gedichtjes in drenthsche tongvallen, hoogst belangrijke woordenlijsten met aanteekeningen van het drenthsch voor. Zoo vindt men in dien almanak van de jaren 1839 en '40 een Verzameling van woorden en spreekwijzen, welke in Drenthe gebezigd worden; in dien van 1844 een Proeve van een woordenboekjen van den drenthschen tongval, bewert door A.L. Lesturgeon; in dien van 1845 een Verzameling van drenthsche woorden en spreekwijzen en een Proeve van een woordenboekjen van den drenthschen tongval en 't drenthsche taaleigen; eindelijk in dien van 1846 en '47 nog een Proeve, onder den zelfden titel als in den almanak van 1845, door Dr. R. Bennink Janssonius en A.L. Lesturgeon bewerkt. In het eerste deel van Dr. A. de Jager's Archief voor nederlandsche taalkunde vindt men nog: Drenthsche woorden en spreekwijzen verzameld en toegelicht door Mr. J. Pan. Ook in A. L. Lesturgeon, Een drenthsche Gemeente-assessor, enz. Groningen, 1853, komen verscheidene brieven voor, in drenthsch dialect geschreven. |
|