Aanteekeningen.
De oa heeft een klank die tusschen a en o in
gelegen is. De èe klinkt als een eigenaardige, scherpe e
die door een toonlooze e wordt gevolgd; dèel b.v. klinkt
dus bijna tweelettergrepig als dèè-el. De èi
klinkt als een scherpe e die een flauwen naslag van den gewonen
ei-klank heeft. De ā; van lānd en
hānd wordt eenigszins gerekt uitgesproken, bijna alsof men
laand en haand zei. De oa van broad klinkt als een
scherpe o, die door een onvolkomene a wordt gevolgd. De
è klinkt als in 't fransch, de ö als in 't
hoogduitsch.
12. Hullie, hen; zie vs. 12 bl. 304 op ullie.
13. Eweg, weg, heen; zie vs. 15 bl. 275 op
eweeg.
15. Huje, hoeden; zie vs. 15 bl. 313.
16. Med, met.
19. 'K zij, ik ben; zie vs. 19 bl. 307.
22. Gullie, gij, samengetrokken uit gijlieden,
overeenkomende met het hollandsche jullie en het zeeuwsche
julder. Zie vs. 12 hier boven.
23. Levve, lè-we, samengetrokken uit: laten wij.
28. Nöden 'm, noodde hem, noodigde hem. Zie vs. 28 bl.
305.
29. Ziede, ziet gij; zie vs. 22 bl. 315 op goade
gij.
30. Hedde, hebt gij; zie vs. 22 bl. 315 op goade gij
en vs. 30 bl. 308.
31. Kijnd, kind, meervoud kijer, elders ook
kijere, kijeren. Zie vs. 31 bl. 321 op kiind en vs. 12 bl. 312 op
wijnd.
De tongval van de Lijmers of van het stadje
Zevenaar en omstreken, is niet zuiver frankisch meer, maar helt
reeds eenigszins tot het saksisch van den gelderschen Achterhoek
over. Overigens komt deze lijmersche tongval het meest met dien van
Emmerik overeen. Proeven van het lijmersch vindt men in den
Gelderschen Volksalmanak voor 1835, '36,
'38 enz. onder de titels: Hoe baos Vink van meister Maorten Baordman
fluiten leerde, Hoe meister Maorten Baordman baos Joosten en schat dee vinden,
Een zamenspraok van meister Maorten Baordman aover den slegten tied,
enz.