Aanteekeningen.
De aelig; verbeelt den blatenden klank die tusschen
a en e in ligt. De klank der oa ligt tusschen o en
a in.
12. Gær, gaarne, zie vs. 16 bl. 297 en vs. 16 bl.
276.
Patermonie, basterdwoord, hier in de beteekenis van
erfdeel.
13. Alinge, op andere dorpen van 't Land van
Kuik ook allin ge en ällinge of ellinge
uitgesproken, beteekent geheel; zoo spreekt men van 'n alinge
brood, een geheel brood, in tegenoverstelling van een half of een stuk
brood. In Limburg heeft dit woord den vorm alik of
alek.
Kiliaan heeft zoowel allinge als
allick en allicker = alge-heellijck.
15. Mins; zie vs. 11 bl.297.
Veerkes, varkens, zwijnen.
19. Diens, dienst, overeenkomstig het limburgsche
taaleigen; zie vs. 16 bl. 282 op kos.
20. Stik, terstond, dadelijk, oogenblikkelijk; stik
als bijv. naamw. gebruikt, heeft de beteekenis van steil, b.v. 'n
stikke berg; stik behoort tot het limburgsche taaleigen.
Insig, innig.
Bedroef, bedroefd; zie hier boven vs. 19.
Drij snel, haastig, vlug.
22. Kiis, kist; zie hier boven vs. 19.
23. Keuj, kooi.
24. Gevloren, wonderlijk verknoeid woord voor
verloren, van ge-verloren.
Begoste, begonnen: zie vs. 24 bl. 298.
28. Neujden, noodigde.
29. Heej, hij, omdat de nadruk er op valt; anders is het
hi of i.