Algemeen Nederduitsch en Friesch Dialecticon. Deel 1
(1874)–Johan Winkler– Auteursrechtvrij
[pagina 294]
| |
XVIII. Noord-Brabant.De volkstaal van de noordnederlandsche provincie Noord-Brabant vormt met die van de zuidnederlandsche provincien Antwerpen en Zuid-Brabant (natuurlijk slechts van het nederduitsche gedeelte hier van) een samenhangend geheel, de brabantsche tongval. Het brabantsch is met het vlaamsch een van de nederduitsche tongvallen, die het vroegst op zekere beschaving en op een eigene letterkunde konden roemen en, oorspronkelijk, tevens een der zuiverste en krachtigste dialecten van het nederduitsch. Het behoort tot de nederfrankische tongvalle-groep, en vormt den overgang van de vlaamsche tot de limburgsche tongvallen. Even als in Antwerpen en in Zuid-Brabant de brabantsche volkstaal nog al van het machtigere vlaamsch en ook van het fransch heeft geleden, zoo is het hedendaagsche brabantsch van Noord-Brabant sterk vermengd, met hollandsche klanken, woorden en vormen. De invloed van den hollandschen tongval en van de nederlandsche schrijf-taal neemt dagelijks meer en meer in Noord-Brabant, vooral in de steden, toe. Het zuiverste brabantsch in Noord-Brabant spreekt men aan de antwerpsche grenzen. In het noordoosten en zuidoosten der provincie gaat de brabantsche tongval langzamerhand in den gelderschen, maar minder geleidelijk in den limburgschen tongval over. In het noorden, waar het Land van Heusden en van Altena oudtijds niet tot Brabant maar tot Holland werd gerekend en ook werkelijk aan Holland behoorde, is de invloed van den hollandschen, tongval op het brabantsch vooral zeer sterk; maar in het westen, aan de zeeuwsche grenzen, staan de zeeuwsche-en brabantsche tongvallen scherper tegen elkander over en vloeien door geen tusschentongval in elkander. Het onderscheid bij voorbeeld tusschen de tongvallen van Bergen op Zoom en Tolen is zeer groot: te Bergen goed brabantsch, te Tolen echt zeeuwsch, niettegenstaande beide plaatsen zeer nabij elkander liggen. Er is slechts zeer weinig geschreven over en in den noordbrabantschen tongval, ofschoon ook deze nederduitsche tongval, niet | |
[pagina 295]
| |
minder dan eenig andere, de aandacht der taalkundigen over-waard is. |
|