Aanteekeningen.
De ieë klinkt als duidelijk hoorbare tweeklank
ie met toonlooze e als naslag; de ê klinkt als in 't
fransch; de oa en de ao als op bl. 288. is medegedeeld; zoo ook
de ooa.
12. Zagt, zeide; zie vs. 12 bl. 274 op zag.
Vajer, vader, zie vs. 12 bl. 274 Vroeger zei men te
Stamproi ook taai voor vader. Dit taai is thans nagenoeg
volkomen uitgestorven. In de aangrenzende streken van Kempenland
in belgisch Limburg is het, onder eenigszins andere vormen nog in gebruik. Dit
taai, elders in de limburgsche Kempen ook tee, heetee,
tij, ti, enz. is oorspronkelijk het zelfde woord als het tete en
atj der Noord-Friezen, het taat der Friezen bewesten
Flie, het ate der Hindeloopers, het heit der Friezen
tusschen Flie en Lauwers, en het heite, häte, dat in
den midden-duitschen tongval van Neder-Hessen, aan de Fulda en de Schwalm, voor
vader in gebruik is. Hier en daar in Limburg zeit men ook
wel ba of boa voor vader, even als te Groes en misschien
ook elders in Zeeland. Dit ba komt overeen met het sagelter friesche en
wan-gerooger friesche bab, babe. Te St-Truiden in belgisch
Limburg is vader en moeder tij en mem; dit laatste is volkomen
het zelfde woord als het in alle friesche tongvallen voorkomende mem
voor moeder. Deze, overeenkomst van de benamingen voor vader en moeder
in het limburgsch en in het friesch is hoogst merkwaardig. Zie vs. 12 bl. 80,
vs. 12 bl. 91, vs. 12 bl. 161 op babe, vs. 12 bl. 174 op bab, vs.
18 bl. 164 op memme, vs.-12 van de vertaling in den tongval van
Wester-Schelling, enz.
Mich, mij; zie vs. 12 bl. 275 op mich.
Onger, onder; zie vs. 12 bl. 279.
13. Peusken, poosje.
Eweg, weg: zie vs. 15 bl. 275 op eweeg.
15. Verdong, verhuurde, van verdingen.
16. Gèèr, gaarne; zie vs. 16 bl. 285 en vs.
16 bl. 276.
Nèème, niemand, even als
èème, iemand, in vs. 32. Zie vs. 16 bl. 279.
17. Os, ons; zie vs. 23 bl. 285.
Deenstvouk, dienstvolk; vouk door uitslijting der
l; zie vs. 23 bl. 276 op kaaf.
18. Heivers, naar huis; zie vs. 20 bl. 289 en vs. 25 bl.
279.
Noa vajeren, naar vader; vajer is hier op oude wijze
verbogen.
Uch, u; zie vs. 12 bl. 275 op mich.