Algemeen Nederduitsch en Friesch Dialecticon. Deel 1
(1874)–Johan Winkler– Auteursrechtvrij
[pagina 269]
| |
XVII. Limburg.(Noordnederlandsch gedeelte.)In het geheele zoogenoemde hertogdom Limburg, zoowel in het nederlandsche als in het belgische gedeelte, worden zeer eigenaardige nederduitsche tongvallen gesproken, die allen tot de nederfrankische groep behooren. Allen wijken sterk af van de geijkte nederlandsche schrijftaal, maar vormen met elkander een tamelijk afgerond geheel, het limburgsch, dat den overgang uitmaakt van het nederrijnsch tot het brabantsch. Toch is de overgang van de limburgsche tongvallen in de aangrenzende nederduitsche dialecten, vooral aan de brabantsche grenzen, niet zeer geleidelijk, minder zacht dan aan de grenzen van Neder-Rijnland, waar het maastrichtsch ongemerkt door het akensch in het keulsch overgaat. Eigenlijk moet men de tongvallen van het oostelijke gedeelte van de belgische provincie Zuid-Brabant, van het zoo-genoemde Hageland, en van de steden Diest, Tienen, Zout-Leeuw en omstreken, ook nog tot de limburgsche groep rekenen. Hoewel de tongvallen van nederlandsch en van belgisch Limburg slechts éen groep vormen en zeer na aan elkander zijn verwant, moet ik hier, om der eenvormigheid wille, de staatkundige verdeeling, die deze twee gedeelten van Limburg tegenwoordig scheidt, ook volgen en de nederlandsch limburgsche en belgisch limburgsche tongvallen afzonderlijk behandelen. De tongvallen van nederlandsch Limburg leveren onderling nog al eenig verschil op, hoewel de onderlinge verwantschap bij allen duidelijk te erkennen is. Het beste en meest eigenaardige limburgsch wordt te Maastricht, St. Truiden, Hasselt en omstreken gesproken. Ook te Roermond en Weert en omstreken is de volkstaal nog goed limburgsch. Noordelijk van Roermond spreekt men het limburgsch minder zuiver, en noordelijk van Venlo verliest het limburgsch zijn eigenaardigheid bijna | |
[pagina 270]
| |
geheel om in de aangrenzende tongvallen van Peelland, 't land van Kuik en Kleefsland over te gaan. De tongval van de limburgsche Kempen vormt een eigenaardige afdeeling van de limburgsche tongvallegroep. Over het algemeen klinken de limburgsche tongvallen niet kwaad, ofschoon ze van mindere of meerdere zwaarte en gerektheid niet zijn vrij te pleiten en door deze en andere eigenschappen duidelijk overhellen naar de middenduitsche tongvallen. De geijkte nederlandsche taal en de hollandsche tongval hebben van alle nederlandsche provincien in Limburg het minst invloed uitgeoefend op den volkstongval. Inderdaad is die invloed, die zich in de meeste andere nederlandsche provincien zoo sterk doet gelden, in Limburg zeer gering. In dit opzicht hebben de Limburgers zeer goed hun oorspronkelijkheid bewaard. Er is ook geen enkele reden, waarom de Limburgers hierin zich zelven geweld zouden aandoen en hun schoonen inheemschen tongval verwisselen met het leelijke en wanluidende modern-hollandsch. Het behoort dan ook in Limburg niet of slechts weinig en ongelijk veel minder dan in andere nederlandsche provincien tot den goeden smaak om modern-hollandsch te spreken. De taalkundige grens van het limburger nederduitsch en van het luiker waalsch, met andere woorden van het germaansche en van het romaansche taalgebied valt geheel samen met de staatkundige grenzen tusschen Limburg en Luikerland. In vorige eeuwen evenwel schijnt het nederduitsche taalgebied zich een weinig zuidelijker dan de hedendaagsche grenzen te hebben uitgestrekt; nog in de vorige eeuw sprak men hier en daar in 't noorden van de provincie Luik beoosten de Maas, in het zoogenoemde land van Daalhem dus, en bepaaldelijk onder anderen te Bernau, nog nederduitsch; thans is daar alles waalsch en fransch. Dit geheele land van Daalhem, dat zich in 't noordoosten der provincie Luik langs de nederlandsche grenzen uitstrekt, schijnt oorspronkelijk tot het nederduitsche taalgebied te hebben behoort. De plaatsnamen toch zijn er bijna allen nederduitsch en niet waalsch. Zoo liggen in deze thans waalsche landstreek: Weert aan de Maas dat door de Walen Visé of Vizet wordt genoemd, Daalhem of Dalheim, Mouland, St. Maarten's-Voeren, 's Graven-Voeren en St. Pieter's-Voeren, Teuven, Remersdaal, Malbroek, Homburg, Bleiberg, Sippenaken en Gemmenich, terwijl langs de oostelijke grenzen van Luikerland nog de plaatsen Montzen, Welkenraadt, Balen, Bilstein, Limburg en Membach duitsche en geen waalsche namen hebben en dus in een landstreek liggen waar oor- | |
[pagina 271]
| |
spronkelijk de duitsche (neder- of middenduitsche) taal, en niet de waalsche de volksspraak was. Overgangstongvallen tusschen de nederduitsche en waalsche tongvallen in deze streken bestaan er niet, en kunnen er uit den aard der zaak ook niet bestaan. Romaansch en germaansch, dat is hier luiker waalsch en limburger en nederrijnsch nederduitsch staan ook hier scherp tegen elkander over. |
|