Algemeen Nederduitsch en Friesch Dialecticon. Deel 1
(1874)–Johan Winkler– Auteursrechtvrij
[pagina 265]
| |
XVI. Nederland.Het geheele koninkrijk der Nederlanden, zooals het heden ten dage bestaat, Ga naar voetnoot1) behoort tot het spraakgebied der nederduitsche taal, met uitzondering van bijna het geheele platte land en van de kleinste steden in de provincie Friesland, en van het grootste gedeelte van 't eiland ter Schelling, waar de friesche taal de volksspraak is. In Nederland heeft de nederduitscbe taal haar hoogsten trap van beschaving, ontwikkeling en bloei bereikt. Nederland is ook het eenigste land, waar het nederduitsch niet slechts bijna algemeen de eenigste volkstaal is, maar waar nederduitsch ook de geijkte landstaal, de officieele taal der regeering uitmaakt. Over het onderscheid tusschen nederduitsche, nederlandsche en hollandsche taal, leze men in dit werk de eerste bladzijden van hoofdstuk XXV, Noord-Holland.
Het nederduitsch wordt door het noordnederlandsche volk in talrijke, onderling zeer verschillende tongvallen gesproken. Al die tongvallen kunnen tot vier hoofdgroepen vereenigd worden, namelijk tot de frankische, de saksische, de friso-frankische en de friso-saksische tongvallegroep. 1. De frankische, de zuiver frankische tongvallegroep omvat in Nederland al de tongvallen van de provincien Limburg en Noord-Brabant, de tongvallen van de Lijmers, 't Rijk van Nijmegen, 't Land tusschen Maas en Waal, de Betuwe, de Tieler- en Bommeler- | |
[pagina 266]
| |
waarden met den zuidelijken Veluwezoom in Gelderland; verder de tongvallen van de oostelijke helft der provincie met de stad Utrecht, dien van de stad Gorinchem met haar naasten omtrek in Zuid-Holland en eindelijk den tongval van de stad Hulst en het Land van Hulst in Zeeland. Deze frankische hoofdgroep vervalt in Nederland nader in vier ondergroepen van tongvallen. Dit zijn: a. De limburgsche groep, die alle limburgsche tongvallen omvat. b. De brabantsche groep, die alle noordbrabantsche tongvallen omsluit. c. De geldersch-frankische groep, die door de zuiver frankische tongvallen van de provincien Gelderland en Utrecht en van Gorinchem in Zuid-Holland wordt gevormd. d. De zeeuwsch-frankische groep, die uit den tongval van de stad Hulst en het Land van Hulst in Zeeuwsch-Vlaanderen bestaat. 2. De saksische, de zuiver saksische hoofdgroep van tongvallen omvat in Nederland alle tongvallen van de graafschap van Zutfen en van de dorpen op de Veluwe, die zich tusschen Deventer en Hattem langs den linkeroever der IJssel uitstrekken, in Gelderland: van Twenthe (behalve Friezenveen) en Salland in Overijssel en van het grootste, namelijk het zuidelijke, middelste en oostelijke gedeelte van Drenthe. Deze saksische hoofdgroep vervalt in drie ondergroepen. Het zijn: a. De zutfensche groep, die door alle tongvallen van de graafschap Zutfen wordt gevormd. b. De overijsselsch-saksische groep, die de tongvallen van Twenthe (behalve Friezenveen) en Salland in Overijssel en van de veluwsche dorpen tusschen Deventer en Hattem aan den IJssel in Gelderland omvat. c. De drentsche groep, die uit alle zuiver saksische tongvallen van Drenthe bestaat. 3. De friso-frankische hoofdgroep wordt door de tongvallen van Zeeland (behalve Hulst en 't Land van Hulst), van Zuid-Holland (behalve Gorinchem en naaste omtrek), van het westelijke deel der provincie Utrecht, van Noord-Holland (behalve het oostelijke en het westelijke deel van 't eiland ter Schelling) en van de grootere steden met het eiland Ameland in Friesland gevormd. Deze friso-frankische hoofdgroep verdeel ik nader in drie ondergroepen, namelijk: a. De zeeuwsche groep, die uit de tongvallen van Zeeland (behalve Hulst) en van het zuidhollandsche eiland Overflakkee en Goeree bastaat. | |
[pagina 267]
| |
b. De friesche groep, die uit het zoogenoemde stadfriesch of de tongvallen der friesche steden Leeuwarden, Harlingen, Sneek, Bolsward, Franeker en Dokkum, met dien van 't eiland Ameland bestaat. c. De hollandsche groep. Deze groote friso-frankische ondergroep splitst zich op nieuw in vele onderdeelen, namelijk in het maashollandsch in zuidelijk Zuid-Holland; in het strandhollandsch dat men in de zeedorpen ter Heide, Scheveningen, Noordwijk en Katwijk aan Zee, Zandvoort en Wijk aan Zee spreekt; in de tongvallegroepen van het Westland; van de omstreken van Gouda; van den Alblasserwaard; van Rijnland; verder in de tongvallegroepen van het Gooiland; van Amstelland; van Kennemerland met den Zaankant; van Waterland met Marken; van het noordelijkste deel van Noord-Holland, dus van Drechterland, West-Friesland en de eilanden Texel, Wieringen en het middelste deel van ter Schelling; van het Bildt in Friesland; eindelijk in het zoogenoemde moderne hollandsch, dat wel in Holland zijn hoofdzetel heeft, maar verder over het geheele koninkrijk der Nederlanden is verspreid. De tongvallen van het dorp Egmond aan Zee en van het eiland Flieland behooren ook tot deze hollandsche ondergroep, maar vormen ieder voor zich een zeer afgezonderd onderdeel daarvan en maken den overgang uit (in zekeren zin met de tongvallen van Enkhuizen en Huizen) tot de tongvallen van Urk en Schokland. Deze laatste tongvallen breng ik ook tot de hollandsche ondergroep der friso-frankische hoofdgroep, maar ze passen er eigenlijk slecht bij. Wellicht deed ik beter om van de tongvallen van Urk en Schokland een afzonderlijke hoofdgroep, een friso- saxo-frankische hoofdgroep te vormen. In alle deze friso-frankische tongvallen maakt het frankische element meer het hoofdbestanddeel uit, naarmate de landstreek, waarin men een dezer tongvallen spreekt, zuidelijker ligt. De zeeuwsche tongvallen zijn reeds bijna geheel frankisch. Het friesche element daarentegen treedt meer op den voorgrond, naarmate de landstreek, waar in een dezer tongvallen gesproken wordt, noordelijker ligt. 3. De friso-saksische hoofdgroep omvat de tongvallen van de geheele provincie Groningen; van de landstreek in Drenthe, die zich langs de westelijke en noordwestelijke grenzen dier provincie uitstrekt; van Stellingwerf in Friesland; van het noordelijkste deel der provincie Overijssel, met Kampen ingesloten, tot Zwolle toe; en van | |
[pagina 268]
| |
de eigenlijke Over-Veluwe, die zich langs de Zuiderzee, van Kampen, met Elburg en Harderwijk ingesloten, tot Ermelo uitstrekt. Ook behoort de tongval van Friezenveen in Overijssel tot deze hoofdgroep, die ik nader in drie ondergroepen splits, namelijk in: a. Het groningerlandsch, in de provincie Groningen. b. Het drentsch-overijsselsch-geldersch, in de boven opgenoemde gedeelten van Drenthe, Friesland, Overijssel en Gelderland. c. Het friezenveensch, in het dorp Friezenveen. Alle deze nederlandsch-nederduitsche tongvallen vloeien op de grenzen van hun gebied, door zachte overgangen, door tusschen-tongvallen, in elkander. |
|