saksisch hiüm, hjüm ontstaan,
dat met het friesche hiam, hen, overeenkomt, en welk hiam, hjam
tegenwoordig door de meeste Friezen tusschen Flie en
Lauwers ook als jam wordt uitgesproken.
Mang, onder, in de beteekenis van het fransche
parmi, is een zeer goed nederduitsch woord, dat verwant is met
mengen, vermengen, en in vele andere nedersaksische tongvallen voorkomt,
b.v. in de dialecten van Dithmarschen en van Angelen, mank,
en in dat van Oost-Friesland mank, manken. Ook in sommige
nederlandsche tongvallen komt het voor, onder anderen in dien van Groningen. In
het geijkte nederlandsch komt, arm genoeg! dit woord niet voor. Daar heeft men
slechts éen woord voor onder, het fransche sous en het
fransche parmi, het nedersaksische mank of mang. Mang of
mank heeft de zelfde afkomt en nauwkeurig de zelfde beteekenis als het
friesche mank (tusschen Flie en Lauwers) en mung (op het eiland
Sylt in Noord-Friesland); als het engelsche among, dat in de spreektaal
gewoonlijk en in de schrijftaal somtijds tot 'mong wordt verkort; als
het schotsche omang, het angelsaksische onmang, enz.
18. Heven, hemel, is een nedersaksisch woord, dat
tegenwoordig meer het uitspansel, het firmament beteekent, terwijl men
voor hemel in de beteekenis van de woonplaats van God, meer het
hoogduitsche himmel gebruikt.
19. Foorts, komt overeen met het nederlandsche
voorts.
Dat ick heeten do, dat ik heeten doe, of dat ik doe heeten,
dat ik heet; zie vs. 15 bl. 17.
20. Snüütert em, zoende hem, van
snüütern, zoenen. Snüütern voor zoenen
is een verouderd hamburger woord, dat reeds sedert lang, ook in de dagelijksche
spreektaal van den geringen man te Hamburg, voor het hoogduitsche
küssen heeft plaats gemaakt. Snüütern is ook geen
fijne uitdrukking, want het is afgeleid van het nedersaksische snuut,
dat overeenkomt met het friesche snût, het engelsche snout,
het nederlandsche snuit, het hoogduitsche Schnauze. Nevens
snüütern was oudtijds te Hamburg voor zoenen ook nog
den verwanten vorm snütjen in gebruik en voor afzoenen
(verzoenen) het woord afsnudeln. Zoowel afsnudeln als
snütjen komt, even als snüütern van snuut,
snût, snuit. Zie vs. 20 bl. 10 en vs. 20 van de vertaling in den
tongval van de stad Leeuwarden.
24. Lemmig, door uitslijting der b en d van
lebendig. Zie vs. 24. bl. 107. Nevens den verbasterden vorm
lemmig is te Hamburg ook nog voor levend de vorm labennig
in gebruik. Zie vs. 28 van de vertaling in den tongval van St.
Truiden.
25. Singen un danzen; hiervoor heeft men te Hamburg het
woord