Dit nederduitsche woord, in een enkelen
nederlandschen tongval nog bekend (tijen), is nauw verwant aan het
friesche werkwoord tsieän, trekken, aantrekken, dat in de friesche
taal zoo als die tusschen Flie en Lauwers wordt gesproken, nog dagelijks wordt
gebruikt. Het friesche werkwoord tsieän (spreek uit: tsjen
nagenoeg) is zeer onregelmatig; tsieän, trekken; ik
tsieän of ik tsiuch (spreek uit: tsjoch) ik trek; ik
teach, ik trok; tein, getrokken. Volkomen in de zelfde beteekenis
als waarin het lübecker woord teeën, tehen gebruikt wordt;
komt ook het friesche tsieän voor; namelijk in den zin van
kleederen aantrekken. Zoo laat Dr. E. Halbertsma in een van
zijn gedichten, iemand zeggen:
‘Kom! tjen dy oan in kom 'r is uet,
Kom! trek uw kleederen aan en kom eens buiten.
In het oude, thans uitgestorvene molkwerummer friesch komt dit
woord ook voor in de zelfde beteekenis. De zinsnede: waarmede gij u kleeden
zult, (Evangelie van Mattheus, hoofdstuk 6, vers 25) luidt in dien ouden
frieschen tongval: het jimme oontjeœn solle, woordelijk: wat gij
lieden aantrekken zult. Zie ook vs. 22 bl. 80.
Ook in het friesch zoo als het op de eilanden Sylt en Föhr
wordt gesproken, in het noordfriesch dus, komt dit woord voor. Op Sylt zeit men
tii, en op Feur tji voor 't westfriesche tsieän, het
oud molkwerummer tjeæn, het nedersaksische teeën,
tehen, het oud hollandsche tijen. Zoo luidt de boven aangehaalde
zinsnede: waarmede gij u kleeden zult, in het friesch van 't eiland Föhr:
wat 'm uun tji skel; en in het friesch van het eiland Sylt: wat i
öntii skel, woordelijk vertaald: wat gij aantrekken zult.
24. Lemnig, lebendig door uitslijting der b, juist
zoo als in andere nedersaksische tongvallen hem voor hebben in de
plaats is gekomen; zie vs. 16 bl. 67.
26. Wat dat bedüden dä, wat dat beduiden deed,
wat dat beduidde of beteekende. Zie vs. 12 hier boven.
27. Wegen, omdat, overeenkomende met het nederlandsche
wegens.
29. Jümmers, altijd, steeds, immer; ook in 't friesch
tusschen Flie en Lauwers: jimmer.
Neenmal, nooit, komt van eenmal met het ontkennende
ne er voor; ne eenmal, niet eenmaal, niet eens, nooit.
Schull, zoude; zie vs. 32 bl. 58.
32. Schust, zoudet; zie vs. 32 bl. 58.
Freid'n, sik freid'n, komt overeen met het hoogduitsche
freuen, sich freuen.