Algemeen Nederduitsch en Friesch Dialecticon. Deel 1
(1874)–Johan Winkler– Auteursrechtvrij
[pagina 62]
| |
X. Sleeswijk.Uit een linguistisch en dialectologisch oogpunt beschouwd is er, nevens Oldenburg en Friesland tusschen Flie en Lauwers, gewis geen enkele landstreek in de geheele uitgestrektheid lands tusschen Koningsbergen en Duinkerken, zoo merkwaardig als Sleeswijk. In het voormalige deensche hertogdom Sleeswijk toch, dat tegenwoordig met Holstein vereenigd, een pruissische provincie vormt, worden niet minder dan drie talen, en deze weder in verschillende tongvallen, door de ingezetenen des lands gesproken. Het zijn deensch, duitsch en friesch; deensch in 't noorden, duitsch in 't zuiden, friesch in 't westen. Een denkbeeldige lijn, die men dwars door Sleeswijk trekt, van het oosten naar het westen, en die ongeveer een mijl benoorden de stad Flensburg begint en bij de stad Tonderen eindigt, geeft de grens aan van het deensche en het duitsche spraakgebied. In alle plaatsen, die benoorden die denkbeeldige lijn liggen, is deensch de volkstaal; in alle plaatsen bezuiden die lijn is de volkstaal duitsch, en wel nederduitsch; hehalve op de meeste eilanden in de Noordzee aan de westkust van Sleeswijk, en langs die geheele westkust tusschen de steden Husum en Tenderen en min of meer diep landwaarts in, waar de volkstaal friesch is. De grenzen tusschen het gebied van elk dezer drie zeer verschillende talen, zijn moeielijk af te bakenen. Op de grenzen er van spreekt men in 't eene dorp meer duitsch, in 't andere meer deensch; de meeste menschen, die op deze duitsch-deensche, duitsch-friesche of deensch-friesche grenzen wonen, spreken twee of sommigen ook drie talen; sommigen deensch en friesch, anderen deensch en duitsch, of friesch en duitsch, of ook zoowel friesch en deensch als duitsch. Zij wier moedertaal de friesche is, kunnen meest allen hoogduitsch en nederduitsch verstaan, en zeer velen ook deensch. Met het deensch, dat benoorden Flensburg en Tonderen, te Apenrade, Hadersleben, Lygum-Klooster en omstreken, de volksspraak is en dat lang geen zuiver deensch is zooals men 't op de deensche eilanden | |
[pagina 63]
| |
spreekt, maar platdeensch en nog al met duitsch en friesch vermengd, houd ik mij hier niet verder op. De duitsche en de friesche tongvallen die in Sleeswijk worden gesproken wil ik elk afzonderlijk behandelen. |
|