daarna ook in Nederland gezeid en geschreven, even als
mén nog in 't nederlandsch schrijft en in alle
nederlandsch-nederduitsche tongvallen spreekt: het regent, het bevalt mij, enz.
Zoo zongen de oude Nederlanders:
Het was een jager, een weyman goet,
En al op 's heeren straten, enz.
Of: Het soud' een suyverlijcke
Des avonds gaen om wijn, enz.
Ook: Het quamen drie ruters gelopen,
So verre in duutsce land, enz.
Het ginghen drie gespeelkens goet,
Spaceren in dat wout, enz.
Het viel een hemels dauwe
Voor mijn liefs vensterkijn, enz.
En: Het waren twee conincs kinderen,
Sij hadden malkander soo lief, enz.
Twee; te Meitzendorf nog in goed nederduitsch twee;
elders in den omtrek van Maagdenburg is het halfslachtige zwee in
gebruik.
12. Mik, mij, in plaats van het zuiver nedersaksische
mi.
Jue, uw; de vormen jue en diin wisselen
elkander af in deze vertaling. De ue van jue is niet een
hoogduitsche ü of ue, maar een zuivere hoogduitsche
u, met een korte, toonlooze e als naslag.
13. Duerte, duurde; ook hier is ue een zuivere
hoogduitsche u, met een korte, toonlooze e als naslag.
14. Rein all, komt overeen met het hollandsche schoon
op, oudtijds ook rein uit.
16. Heile fro, zeer blijde; ook wel in Holland, heel
blij.
Träbern, draf, is hoogduitsch.
18. Dik, u; in plaats van het zuiver nedersaksische
di. Zie vs. 12 hierboven.
21. Ji, u; even als jue en diin, uw, zoo
wisselen in den Meitzendorfer tongval ook ji en dik; vergelijk de
zelfde woorden in vs. 18.
22. Bodden, zolder, vliering; ook in het hoogduitsch
boden. Het