Algemeen Nederduitsch en Friesch Dialecticon. Deel 1
(1874)–Johan Winkler– Auteursrechtvrij
[pagina 28]
| |
VI. Brandenburg.De oude zoogenoemde Mark Brandenburg, de kleine maar degelijke kern en de oorsprong van den thans zoo grooten en machtigen pruissischen staat, vormt tegenwoordig met de oude landstreken Neumark, Mittelmark en Uckermark de uitgestrekte pruissische provincie Brandenburg, waarin Berlijn, de schoone hoofdstad van Pruissen gelegen is. In verre weg het grootste gedeelte van de provincie Brandenburg is de nederduitsche taal de volksspraak, die ten platten lande en in de kleine landstadjes algemeen wordt gesproken, maar in de groote steden dagelijks meer en meer voor het hoogduitsch moet wijken. Het beschaafde en ontwikkelde deel des volks, de aanzienlijken en voornamen, allen die boven den burgerstand verheven zijn of zich daarboven verheven wanen, spreken er hoe langer hoe meer hoogduitsch en ook hoe langer hoe zuiverder hoogduitsch. Vooral te Berlijn heeft het hoogduitsch reeds grootendeels de nederduitsche volksspraak verdrongen. Toch zijn de sporen van het nederduitsch nog lang niet uit den tongval van de Berlijners verdwenen; integendeel ze zijn nog zoo talrijk daarin aanwezig, dat de dagelijksche tongval der Berlijners uit den arbeiders- en kleinen middenstand eigenlijk een mengelmoes, een jargon, een messing-sprache van hoog- en nederduitsch is. In het noordelijke gedeelte van Brandenburg wordt het zuiverste nederduitsch gesproken; bezuiden Berlijn gaat de volksspraak van lieverlede door allerlei tusschenvormen en gemengde tongvallen in de meer hoogduitsche tongvallen van de aangrenzende provincie Silesië en van het koninkrijk Saksen, dus in den zoogenoemden Ober-Sächsischen, hoogsaksischen of meissenschen tongval over. In de zuidelijkste streken van de provincie Brandenburg, in den Neder-Lausitz, te Kottbüs en omstreken, wonen Wenden (Slaven) die geen duitsch maar wendisch spreken. De nederduitsche tongvallen van Brandenburg behooren allen tot de nedersaksische groep. |
|