Algemeen Nederduitsch en Friesch Dialecticon. Deel 1
(1874)–Johan Winkler– Auteursrechtvrij
[pagina 6]
| |
III. Oost-Pruissen.De pruissische provincie Oost-Pruissen is in Duitschland de oostelijkste landstreek, waar de nederduitsche taal als volkstaal door de duitsche bevolking gesproken wordt. De oorspronkelijke bewoners van Oost-Pruissen waren geen Duitschers, geen Germanen, maar Turaniërs en Slaven, van oud-pruissischen, litthauschen en poolschen stam. In oude tijden heerschte in het zuiden en zuidoosten de poolsche taal, in het noordoosten, ongeveer tot bezuiden het Kurische Haff de litthausche, en in het overige gedeelte van Oost-Pruissen de pruisissche, een aan het litthausch verwante taal. Maar evenals Estland, Koerland en Lyfland, hebben de ridders van de duitsche orde ook dit eigenlijke Pruissenland veroverd, christendom en hun beschaving aan de heidensche inwoners gebracht en er groote duitsche volkplantingen gevestigd. Deze duitsche volkplanters waren bijna allen van nederduitschen stam, vooral Saksen, maar ook Franken uit Neder-Rijnland (Gulik) en uit Holland. Dien ten gevolge is het hedendaagsche oostpruissische nederduitsch een nedersaksische tongval, waarin nog sporen van nederfrankisch en hollandsch worden gevonden. Echter wordt in Oost-Pruissen volstrekt niet allerwege duitsch gesproken. De duitsche volkplanters toch vestigden zich hoofdzakelijk in het vruchtbare noordelijke deel des lands, aan de monden der rivieren en langs de zeeoevers, terwijl in het zuiden en oosten de oorspronkelijke, niet-duitsche bevolking zich meer samen trok. Ten gevolge hiervan is in de noorder helft van Oost-Pruissen de volkstaal nederduitsch, maar wordt er in het zuiden en oosten, aan de grenzen van Polen en in pruissisch Litthauen nog poolsch en litthausch gesproken. Het oud-pruissisch is sedert de zeventiende eeuw geheel uitgestorven. Een denkbeeldige lijn die in 't westen van de stad Osterode over Allenstein, Wartenburg, Bischofsburg, bezuiden Rastenburg en Drengfurth om, naar Angerburg voert, is de grens van het duitsche en poolsche spraakgebied. Litthausch wordt tegenwoordig | |
[pagina 7]
| |
nog slechts in den noordoostelijksten uithoek van 't land, in de omstreken van de steden Ragnit, Tilsit en Memel gesproken. Even als overal in nederduitsch Duitschland, wordt ook in Oost-Pruissen tegenwoordig het nederduitsch veel zuiverder ten platten lande dan in de steden gesproken. In de steden en hoofdzakelijk te Koningsbergen is het nederduitsch, vooral in de laatste jaren sterk met hoogduitsch vermengd en verbasterd geworden. In eenige duitsche landstreken echter van Oost-Pruissen wordt in 't geheel geen nederduitsch gesproken en is er ook nooit gesproken geworden. Daar heerscht een hoogduitsche tongval, wijl de voorouders van de tegenwoordige bewoners, duitsche volkplanters, niet uit Neder-Duitschland kwamen, maar uit Opper-Duitschland, uit Meissen in het tegenwoordige koninkrijk Saksen. Behalve tot een klein gedeelte van het zoogenaamde Oberland (de omstreken van Salfeld en Mohrungen), bepaalt zich deze oostpruissisch hoogduitsche tongval tot een deel van Ermland, in de omstreken van Gutstadt, Wormditt, Seeburg en Heilsberg. |
|