Algemeen Nederduitsch en Friesch Dialecticon. Deel 1
(1874)–Johan Winkler– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |
I. Rusland.Een klein gedeelte van het uitgestrekte russische rijk behoort in zekeren zin tot het gebied der nederduitsche taal. Dit gedeelte wordt door de zoogenoemde russische Oostzee-provinciën, door Estland, Lyfland en Koerland gevormd. Ofschoon oorspronkelijk door niet-germaansche, door turanische en slavische volkstammen bewoond, ver-overden duitsche ridders, in de middeleeuwen, deze landstreken. Ten gevolge daarvan werden er duitsche volkplantingen aangeleid. Duitsche volkplanters brachten hun christendom en hun beschaving aan de oorspronkelijke, gedeeltelijk nog heidensche bewoners. Zij waren ook de oorzaak van de opkomst en den bloei der steden Mitau, Riga, Dorpat, Reval of Revel, Narva Ga naar voetnoot1 en anderen. De belangrijke handel dezer steden was steeds hoofdzakelijk in handen der duitsche inwoners en is dit gedeeltelijk nog. Te Dorpat bestaat nog heden een bloeiende duitsche hoogeschool. Duitschers maakten in deze steden steeds de kern der bevolking uit. En daar deze duitsche volkplanters grootendeels uit Noord-Duitschland kwamen, van nedersaksischen stam waren en dus nederduitsch spraken, zoo voerden ze ook in hun nieuwe woonplaatsen hun nederduitsche taal in. Zeer langen tijd, nog in het begin dezer eeuw, was dan ook nederduitsch de dagelijksche spreektaal in bovengenoemde steden. Het nederduitsch werd er in een eigenaardigen tongval gesproken, die slechts weinig van den nederduitschen tongval der duitsche provinciën Oost- en West-Pruissen verschilde. Tegenwoordig echter is hierin veel verandering gekomen. Ten platten lande in Estland, Lyfland en Koerland wonen slechts Letten, Esten en ook Russen, maar weinig of geen Duitschers. De Duitschers in deze steden spreken thans bijna uitsluitend hoog-duitsch, hoewel dan ook met een min of meer sterk nederduitsch gekleurden tongslag (accent), en met nederduitsche vormen. Uit | |
[pagina 2]
| |
nun spreektaal kan men nog steeds bemerken dat ze oorspronkelijk Nederduitschers zijn, en dat nederduitsch nog steeds de grondslag van hun taal is. In de laatste jaren wendt de russische regeering pogingen aan om de duitsche taal met de duitsche beschaving en den protestantschen gods-dienst, kortom het geheele duitsche bestanddeel uit haar Oostzee-provinciën te verdringen en daarvoor de russische taal, enz. in de plaats te stellen. Hierdoor zal niet slechts het nederduitsch, maar ook het later daar ingevoerde hoogduitsch, waarschijnlijk over korteren of langeren tijd, als spreektaal in Estland, Lyfland en Koerland ophouden te bestaan. Een belangrijk werk over deze duitsche tongvallen in de russische Oostzee-provinciën is: Hupel, Idiotikonder deutsche Sprache in Lief- und Esthland, Riga 1795; ook handelt over dit onderwerp: Gross, Ein Versuch über das deutsche Idiom in den Baltischen Provinzen, 1869.
Dit nederduitsch van de Oostzee-provinciën is niet het eenige nederduitsch dat in Rusland wordt gesproken. Sedert het jaar 1804 hebben zich in zuidelijk Rusland, in het gouvernement Taurië, aan de rivier Molotschnaja, vele Duitschers als volkplanters gevestigd. Deze Duitschers zijn voor het grootste deel Neder-Saksen uit Dantzig en omstreken in Pruissen, meestal Mennoniten, die om de dienstplichtigheid bij het pruissische leger te ontgaan, hun vaderland verlieten. Deze lieden en hun nakomelingen spreken nog nederduitsch, maar hun tongval wordt dagelijks onzuiverder, door het opnemen van allerlei hoogduitsche en ook van russische en tartaarsche woorden, vormen en spreekwijzen. Dit nederduitsch in Zuid-Rusland zal spoedig geheel uitsterven en verloren gaan. |
|