Flamenpolitik en aktivisme
(1974)–Lode Wils– Auteursrechtelijk beschermdVlaanderen tegenover België in de Eerste Wereldoorlog
[pagina 88]
| |
7. antwerpenJe zou kunnen verwachten dat het in Antwerpen vooral de polemiek rond de overgave en haar nasleep was die tot het aktivisme geleid heeft, maar zo is het niet gegaan. Louis Franck was een te robuuste figuur om zich van de wijs te laten brengen door het gekef van La Belgique (Journal des Réfugiés) of door het Duitse lokken van La vérité sur la capitulation d'Anvers. Hij inkarneerde het Belgisch gezag in het Antwerpse en gaf de toon aan door een patriottisch en vlaamsgezind godsvredebeleid, een voorzichtige administratieve samenwerking met de bezetter en een openlijke afwijzing van de Flamenpolitik en het aktivisme. De politieke kollaboratie, ver van met zijn naam als vlag te kunnen beginnen, moest worden voorbereid door aanvallen op het door hem geleide stadsbestuur, om zich later tegen zijn persoon te keren en hem tenslotte te doen deporteren naar Duitsland. De centrale figuur van het Antwerpse aktivisme was August Borms, die van het midden van april 1915 af kon beschikken over een halfmaandelijks orgaan, Antwerpen Boven, en van einde juni af over een dagblad, Het Vlaamsche Nieuws. Dit laatste had een hele ontwikkeling doorgemaakt naar het aktivisme toe sinds zijn stichting onder een andere naam op 20 november 1914. | |
[pagina 89]
| |
de Vlaamsche Gazet met als ondertitel Het Laatste Nieuws, Antwerpse uitgave nr. 1. Vermits in de Scheldestad, anders dan in Brussel, vele dagbladen bleven verschijnen onder de bezetting, had de eigenaardirekteur Julius Hoste Sr. aan zijn hoofdagent te Antwerpen, Antoon Van Opstraet, de toelating gegeven om met die plaatselijke uitgave te starten op eigen financieel risico; zo beweerde tenminste Van Opstraet later.Ga naar eind1 Het eerste nummer vermeldde dat beheer en redaktie in handen waren van Alfons en Peter Baeyens.Ga naar eind2 We achten het her-verschijnen van die twee bladen een vaderlandse plicht. We hebben altijd de grootheid van België en in het bijzonder van Vlaanderen betracht. We hebben de algemene dienstplicht voorgestaan die er door de schuld van anderen niet tijdig gekomen is, dat zij er nu de verantwoordelijkheid van dragen. (Dat was een steek op de katolieke regeringspartij). We hebben ons de medewerking verzekerd van Lode Baekelmans, Jan Bruylants, advokaat Arthur Cornette (gemeenteraadslid), Victor De Meyere, Antoon Moortgat, Ary Delen, Ben Linnig, Paul Van Ostaijen. Deze vrijzinnige flamingantische intellektuelen, die meestal aan de stedelijke administratie verbonden waren, zouden inderdaad meewerken.Ga naar eind3 Het programma-artikel ging voort: ‘We zullen niet onbezonnen ten strijde trekken tegen de goede dagbladschrijvers die, wellicht onvoldoende ingelicht, in het buitenland personen en gebeurtenissen hekelen.’ Hun aanvallen zijn ridderlijk, omdat ze ondertekend zijn. Later kan alles opgeklaard worden. (Dat sloeg op de kampanje van La Belgique tegen Franck. In tegenstelling tot de officieuze Antwerpsche Tijdingen zou de Vlaamsche Gazet zich inderdaad niet inlaten met die polemiek. Misschien oordeelde ze, terecht, dat doodzwijgen het beste was; Franck en Wappers waren ook beiden partijgenoten). Het programma-artikel besloot: ‘Ook aan de bewering dat de leiders van ons leger niet voor hun taak waren opgegroeid, doen we, voorlopig, niet mee...’ Vóór Nieuwjaar verschenen vier vlaamsgezinde stukken. Al op 23 november, als hoofdartikel, een klacht van Paul Van Ostaijen dat de Antwerpse vluchtelingen in Nederland ontvangen en geholpen werden in het Frans. Op 3 december weer een hoofdartikel: de Walen eerbiedigen de godsvrede, wij ook, maar de franskiljons niet, want die hebben al de schattingen van oorlogsschade door de gemeente in het Frans doen stellen, en in het ateneum wordt nu het Frans uit- | |
[pagina 90]
| |
sluitend, of bijna, gebruikt voor berichten en mededelingen.Ga naar eind4 Twee andere artikels waren niet polemisch. Het blad oefende kritiek uit op de stedelijke overheden, die overgingen tot de bestraffing of het ontslag van hun personeel dat zijn dienst te laat hernam na de algemene vlucht van begin oktober. De liberale volksvertegenwoordiger Leo Augusteyns schreef daar vier artikels over.Ga naar eind5 Waarschijnlijk was Julius Hoste Sr. er niet mee ingenomen dat het blad de godsvrede niet bijzonder stipt onderhield. Misschien werd hij op de vingers getikt door Louis Franck, of door zijn eigen zoon die naar Nederland was uitgeweken en daar zelfs zou schrijven dat het blad zonder de toelating van zijn vader diens krantentitels gebruikte.Ga naar eind6 Volgens Van Opstraet verzocht Hoste Sr. hem van titel te veranderen, maar gebeurde dat in volle vriendschap.Ga naar eind7 Opvallend is wel dat rond Nieuwjaar tegelijk een naamverandering werd in het vooruitzicht gesteld, en er geen enkele van de vroegere groep ‘stadhuisflaminganten’ nog ondertekende bijdragen leverde. Al bleven sommige van hun namen nog vermeld op de hoofding tot 31 januari 1915. Op 14 januari 1915 verscheen het blad met als titel Het Vlaamsche Nieuws, hoofdredakteur Alfons Baeyens, beheerder Antoon Van Opstraet, en met een nieuw programma. Wij blijven ‘het orgaan der vooruitstrevende Vlaamse liberalen... Een wapenstilstand is een half verraad. Daarom blijven wij, in deze tijd vooral, onszelf trouw. Geen dubbelzinnigheid en ook geen laf geheul met vijandelijke gezindheden. Elk verbond met tegenpartijen, onder welke vorm ook, hetzij bepaald of ten tijdelijken titel voor de duur van de oorlog... zullen wij bekampen met al de kracht waarover wij beschikken’. Dat was een openlijk opzeggen van de vaderlandse godsvrede, en inderdaad, tijdens de volgende zes weken werd die stelling hernomen in een aantal artikels en staande gehouden in polemieken met de liberale Nieuwe Gazet, het katolieke Handelsblad en de officieuze Antwerpsche Tijdingen, die alle voor de godsvrede opkwamen.Ga naar eind8 De argumentatie kwam hierop neer, dat de Kerk voortging tijdens de oorlog met haar godsdienstige propaganda en dus zou klaarstaan om bij de vrede haar heerschappij te vestigen indien de vrijzinnigen zich niet opmaakten voor hun verdediging. ‘Hoort! Rome smeedt weer ketens
Voor 't lijf en voor de ziel!’
Die taal moest weerklank vinden, bijzonder bij het stadspersoneel | |
[pagina 91]
| |
dat zo'n belangrijk deel uitmaakte van het vlaamsgezind progressief liberalisme en van de vroegere medewerkers van het blad. Had het door Franck gedomineerde liberaal-socialistisch schepenkollege niet Hubert Melis tot stadssekretaris doen benoemen, een flamingant, ja, maar een klerikaal?! Zo werden ze in naam van de godsvrede direkt bedreigd in hun carrière! Door openlijk neer te schrijven wat velen tot op zekere hoogte zullen gedacht hebben, verliet Het Vlaamsche Nieuws het patriottische kamp. Tegelijk begon het een kampanje tegen de vluchtelingen die niet naar Antwerpen terugkeerden, een andere voor het hernemen van de Vlaamse Beweging, en weldra nog een pacifistische; ook over de Zuidafrikaanse rebellie schreef het nu. Op dezelfde 14e januari waarop ze de godsvrede afschreef, deed de krant haar eerste aanval op de vluchtelingen die beweerden dat ze de vaderlandsliefde in pacht hadden. In een langdurige kampanje eiste ze dat de Akademie voor Schone Kunsten zou worden heropend, ook al verbleven de direkteur (de katolieke flamingant Juliaan De Vriendt) en vele professoren in het buitenland. De oud-medewerker Ary Delen, die een andere opinie verdedigde in De Nieuwe Gazet, werd aangevallen. Op 11 februari heette het al dat de kiezers de gemeenteraadsleden die in het buitenland bleven, zouden buitenstemmen. (Op 12 mei 1915 zou de Socialistische Werkersbond aan de uitgeweken volksvertegenwoordiger Terwagne vragen dat die zijn mandaat van gemeenteraadslid zou komen uitoefenen in het belang van de partij; hij verkoos ontslag te nemen).Ga naar eind9 Op 23 februari drukte Het Vlaamsche Nieuws in een hoofdartikel zijn ‘Teleurstelling’ uit over de Belgische Werkliedenpartij en de socialistische Internationale. ‘Tegenover het failliet der partij die de sterkste waarborgen scheen te bieden voor het behoud van de vrede, wat dient daar gedaan? De radikale, demokratische partijen moeten zich herinrichten en hun werking in de eerste plaats stellen op het terrein van het pacifisme.’ Dan volgden anti-oorlogsgedichten, op 2 maart een hoofdartikel over ‘'t Rode Bankroet’, op 12 maart een verwijt aan de B.W.P. en aan alle politici dat ze de oorlogskredieten hadden goedgekeurd, tegen het gezond verstand in. Drie dagen later vroeg de liberale senator Leon Van Peborgh een onmiddellijke vrede om een einde te maken aan het leed van de soldaten. Aan dat tema werden in maart en april nog vijf artikels gewijd, en ook de B.W.P. werd weer aangevallen. (Van Peborgh zou in 1916 publiek tegen het aktivisme stelling nemen). Terwijl Het Vlaamsche Nieuws de patriottische eendracht met de | |
[pagina 92]
| |
katolieken afwees, en de socialistische partij trachtte te ondermijnen, nam ze wel artikels op van de bekende katolieke flamingant Dr. August Borms, en zong de lof van de katolieke volksvertegenwoordiger Henderickx die de antivlaamse kampanje hekelde. Dat was in die zin konsekwent, dat ze ook op Vlaams gebied een godsvrede verwierp. Vermits al de vijanden van Vlaanderen zo aktief zijn, kunnen wij niet blijven toekijken. Dat werd weldra het hoofdtema van het blad.Ga naar eind10 Op 27 februari en 4 maart klonken er duidelijk aktivistische tonen. Op die eerste dag schreef de vrijzinnige joernalist en literator Raf Verhulst: overal grijpen de nationaliteiten hun kans als ze kunnen, d.w.z. als hun opstand niet met geweld onderdrukt wordt. ‘Wij Vlamingen moeten ook uit onze ogen zien.’ Bravo Borms, Josson en Reinhard die tot waakzaamheid oproepen! De taal is het vaderland. Als we maken dat de Vlaamse taal overwinnend uit de oorlog komt, dan is ook een inniger samengaan van Vlamingen en Walen mogelijk. Op 4 maart werd uitgelegd waarom de Vlamingen een betere verstandhouding met de Duitsers hadden dan de Walen: omdat ze niet veel entoesiasme konden opbrengen voor een oorlog waarin ze gelasterd en bedreigd werden van Franse en franskiljonse kant, terwijl ‘de Vlaamse grieven, althans voor wat de openbare besturen betreft, verdwijnen d'een na d'ander als bij toverslag’ door toedoen van de bezetter. ‘Een Vlaming kan geen verrader zijn.’ Raf Verhulst zou nog verschillende protesten tegen de antivlaamse kampanje ondertekenen met zijn naam. Hij was toen 49 jaar en hulpbibliotekaris van de stad. Hij had naam gemaakt als dichter en als dramaturg, en was al tweemaal met de driejaarlijkse staatsprijs voor toneel bekroond. Bij de stichting van de officieuze Antwerpsche Tijdingen was hij een van de vaste redakteurs. In mei 1915 maakte hij persoonlijk kennis met Borms en ze gingen akkoord dat het Vlaamsche Nieuws een blad voor de katolieke zowel als de liberale flaminganten zou moeten worden.Ga naar eind11 Op 2 juni kwam de katolieke advokaat Emiel Wildiers aan het woord in de krant, de oud-daensist die zich begin 1914 had uitgesproken voor federalisme.Ga naar eind12 Hij gaf verslag over de achteruitstelling van het Nederlands in de Belgische werken voor vluchtelingen in Engeland. ‘Van La Métropole, L'Indépendance, moet ik u niet spreken. Deze bladen hebben zich van het begin af de godsvrede niet aangetrokken... alle fransgezinde bladen verblijvend in Engeland, Holland en Frankrijk, hebben hun hatelijk werk van verdachtmaking | |
[pagina 93]
| |
tegenover de Vlamingen voortgezet. Alle flaminganten zijn pangermanisten, naar hun mening, en het bolwerk der flaminganten is Antwerpen, de vervloekte stad die zich aan de Duitsers heeft verkocht.’ Op 7 juni betreurde A. Van den Brande, licentiaat in de handelswetenschappen en ondervoorzitter van de Merksemse Groeningerwacht waarvan Borms voorzitter was, dat De Vlaamsche Post van Gent en De Vlaamsche Stem in Amsterdam elkaar bestreden, en dat werd op 9 juni herhaald. Tot hier de pre-aktivistische periode van Het Vlaamsche Nieuws, of misschien beter zijn vroeg-aktivistische periode. Overdreef de Politische Abteilung wanneer ze op 14 mei het blad ‘durchaus germanophil’ noemde? We menen van niet. Wel kan dat niet worden gezegd van de artikels afzonderlijk en van de ondertekenende medewerkers. Ook had de redaktie voor haar bijzonder Peter Benoitnummer van 8 maart nog de medewerking gevonden van een dozijn flaminganten. Maar voor wie het blad nu bestudeert, is het duidelijk dat de leiding ervan de Duitse plannen diende; ze werd er trouwens voor betaald ‘met een maandelijkse toelage’. Het heette het belangrijkste Antwerpse blad, met ‘die journalistisch bedeutendsten Mitarbeitern’ en met een oplage van 14.000. Twee andere belangrijke en goedgeleide bladen waren: het ijverig katolieke maar Vlaamse kleur bekennende Handelsblad dat ook in de kringen van de groothandel gelezen wordt, een oplage heeft van 18.000 en ondersteund wordt door aankoop van eksemplaren; en de neutrale Antwerpsche Tijdingen, voorzichtig Vlaams en echt goed opgesteld, orgaan van het stadsbestuur en de Interkommunale Kommissie, dat trekt op 5.000. Voor de rest zijn er nog de extreem-klerikale La Presse, de gematigd liberale en vlaamsgezinde Nieuwe Gazet en, even armzalig maar fel klerikaal, de Gazet van Antwerpen die toch haar Vlaams standpunt niet verloochent.Ga naar eind13 In juni 1915 kwam het tot een breuk tussen de Antwerpse pers en de bezetter. De bladen waren gehouden om oorlogsberichten van het agentschap Wolff op te nemen, die hun werden aangewezen. Toen de censuur daar een produitse uitspraak van de aartsbisschop van Utrecht tussen schoof, weigerden ze in blok. Louis Franck bemiddelde tevergeefs. Beide partijen hielden het been stijf en alle vijf de kranten staakten hun publikatie, ook het Handelsblad waaraan het Duitse geld blijkbaar tevergeefs was besteed. Ze zullen uiteindelijk gedacht hebben aan hun toekomst na de oorlog, rapporteerde von der Lancken gelaten.Ga naar eind14 De felle kritiek waaraan juist de Antwerpse | |
[pagina 94]
| |
bladen blootstonden vanwege de vluchtelingenpers, veel meer dan bijvoorbeeld de Gentse, zal inderdaad wel invloed gehad hebben, en de hoop op een overwinning na de intrede van Italië in de oorlog. Op 19 juni deelde Het Vlaamsche Nieuws mee dat ‘dichter Raf Verhulst heeft gemeend zijn hooggewaardeerde medewerking te moeten staken. Wij kunnen zijn besluit slechts betreuren en hopen dat hij bij klaarder inzien in de toestand, spoedig zijn plaats in de goede strijd voor het Vlaams recht zal hernemen’. Wij weten niet waarom de andere kranten niet meer verschijnen. ‘Er werd ons geen enkele mededeling gedaan, noch vanwege die dagbladen, noch van elders... Ons dunkt dat deze verklaring... ons stelt boven laster en verdachtmaking.’ Vermoedelijk trokken zich nog wel andere medewerkers terug, want nu stonden ze voor de Rubico en werden ze onder druk gezet door hun omgeving. | |
2. Dr. August BormsDr. August Borms nam dan in juni 1915 het initiatief om als eerste flamingant met naam, niet alleen van Antwerpen maar van het hele land, door overname van het Vlaamsche Nieuws, openlijk tot kollaboratie met de bezetter over te gaan. Dat was alleen de bekendmaking van wat hij sinds maanden deed en een stap verder in een snelle evolutie die onmiddellijk bij het uitbreken van de oorlog was ingezet. August Borms was in 1878 geboren in Sint-Niklaas als tweede zoon uit het eerste huwelijk van zijn vader; uit een tweede huwelijk zouden nog vier jongens volgen. Zijn vader had zich, mede dank zij het eerste huwelijk met de dochter van een tabaksfabrikant, sociaal weten op te werken van fabrieksarbeider (scheerder), via handelsreiziger, tot fabrikant in tabak en later bovendien handelaar in wijnen en likeuren. De kinderen konden studeren; de oudste werd arts, de tweede filoloog, de derde musicus. Die kwamen alle drie in het aktivisme terecht, en later August in de gevangenis, de twee anderen als ballingen in Nederland. August was als leerling van het klein seminarie van Sint-Niklaas al lid van een vlaamsgezinde gilde. Van 1896 tot 1901 studeerde hij Germaanse filologie te Leuven en was daar heel aktief, o.a. in de strijd voor de Gelijkheidswet. Hij werd leraar, ging vier jaar naar | |
[pagina 95]
| |
Peru in het kader van officiële ontwikkelingshulp, kreeg tenslotte een vaste benoeming aan het ateneum te Antwerpen. Tijdens de volgende jaren was hij een onvermoeibaar propagandist van de Vlaamse zaak als redenaar, organizator en schrijver van dagbladartikels. Zijn aktiviteit in Frans-Vlaanderen verdient misschien speciale vermelding, omdat hij later kan aangetrokken zijn door het Duitse aanbod om dat gebied bij de satellietstaat België of Vlaanderen te voegen. Een tiental dagen na het uitbreken van de oorlog publiceerde Borms in het Handelsblad en in Julius Hostes Vlaamsche Gazet een oproep aan de flamingantische jeugd om dienst te nemen: ‘Vlamingen, doet u gelden op het slagveld en overal, zodat onze regeerders na de oorlog moeten bekennen: Het Vlaamse Volk is nog steeds een heldenras! Zo een schoon en waardig volk verdient zijn volle recht! En als eerste beloning voor zijn dapperheid en trouw, schenken wij het de Gentse Hogeschool.’ De redaktie van het Handelsblad had de laatste zin geschrapt.Ga naar eind15 Ze achtte hem vermoedelijk in strijd met de godsvrede. Het was een gedachte die ook bij andere flaminganten leefde, dat Vlaanderen België zou verdedigen, maar in ruil zijn recht zou moeten krijgen na de oorlog. Dat schreef Cyriel Verschaeve in zijn dagboek op 4 augustus.Ga naar eind16 Als Faingnaerts herinneringen kloppen, dan kwamen in Antwerpen van 29 november af regelmatig vergaderingen van flaminganten bijeen, beroepen door Jozef Van Wetteren, de voorzitter van de Groeningerwacht. Borms, die voorzitter was van de Merksemse afdeling, zou altijd die vergaderingen bijgewoond hebben. Een getuige die anoniem wenste te blijven, schreef ons over die vergaderingen op zondagvoormiddag in ‘De Vlaamse Leeuw’, De Keyserlei: ‘Ik heb het begin niet bijgewoond, maar in het begin van 1915 ben ik er toch een tijdlang bij geweest. Het merkwaardige was dat Borms zelf het niet meer nodig vond toen nog te komen. Het waren eenvoudige onderonsjes, waar geen aktie van uitging en die feitelijk beperkt bleven tot het enge kringetje van de Groeningerwachten.’ Volgens Faingnaert zou Borms in januari 1915 een briefje hebben meegebracht van een oorlogsvrijwilliger uit zijn gemeente. Die schreef dat de soldaten vlaamsgezinder waren dan ooit, en het als een belediging aanvoelden dat Gérard Harry in Le Petit Journal van 21 december beweerde dat de Vlamingen de onbruikbaarheid van hun gewestspraak hadden ingezien en hun strijd ervoor opgegeven.Ga naar eind17 | |
[pagina 96]
| |
In het Handelsblad van 23 januari liet Borms dan een oproep Vlamingen Waakt! verschijnen. Een Antwerps vulgarizateur zegde aan een onzer leiders: ‘Après la guerre on ne parlera plus du Flamand.’ Maeterlinck verklaarde in Italië op zijn rondreis... Maar wat in die zin alles overtrof, was het artikel van Harry. ‘Waar de tegenstanders van 't Vlaamse volk voortgaan met ons in de vreemde zo verraderlijk aan te vallen en wapens te smeden tegen ons volksbestaan’ moeten wij de strijd voortzetten om ons te verdedigen. Het artikel werd 's anderendaags afgedrukt in Het Vlaamsche Nieuws. Vermoedelijk stond Borms van februari 1915 af in kontakt met Regierungsrat Max Gerstenhauer, de censor te Antwerpen. Die had voor de oorlog behoord tot de Duitse kolonie in Antwerpen en meegewerkt aan het tijdschrift Germania met bijdragen over Zuid-Afrika. Hij had in de Alldeutschen Blättern van 1897 het belang van het Nederlands als schrijftaal onderstreept, tegenover het verduitsingsvoorstel van Harold Graevell.Ga naar eind18 Hij werd een van de steunpilaren van de Flamenpolitik, korrespondeerde begin april 1915 vertrouwelijk met Borms aan wie hij voorhield dat hij zijn taak ‘zu Gunsten des Vlamentums’ uitoefende.Ga naar eind19 Op 19 juni zou de Lierenaar R. Kimpe verklaren op een vergadering van Jong-Vlaanderen in Gent: ‘In Antwerpen is vooral Borms de drijvende kracht. Ook Max Gerstenhauer.’Ga naar eind20 Op 17 februari publiceerde Borms in Het Vlaamsche Nieuws een tweede artikel Vlamingen Waakt!, dat 's anderendaags werd gevolgd door een antwoord van Gerstenhauer. Beide stukken lijken in onderling overleg opgesteld.Ga naar eind21 ‘Voor het heil van ons volk hebben wij het als een dure plicht aanzien te wijzen op de snode plannen door de vlaamshaters, zelfs nu tijdens de oorlog, tegen onze Vlaamse stam gesmeed. Dezelfde plicht gebiedt ons, ook te waarschuwen tegen het gevaar van de andere zijde. Hoe paradoksaal het ook klinke, het schijnt dat door de bezetting van ons grondgebied niets aan de toestand, die vóór de oorlog bestond, is veranderd.’ De formulieren voor de post (die door de bezetter werd georganizeerd gezien de staking van het Belgisch personeel) zijn in het Duits en het Frans gesteld, in het postverkeer met Duitsland en Luxemburg zijn alleen Duits en Frans toegelaten. ‘Dit zal de franskiljons niet beletten in hun kwade trouw, met woord en schrift ons te blijven lasteren en overal te verkondigen dat wij met de Duitsers heulen!’ Een blad uit Berlijn - Deutscher Kurier - weet het beter en schrijft in zijn nummer van dinsdag, 2 februari ll. ‘dat de Duitse inwijkelingen in | |
[pagina 97]
| |
Antwerpen voor de oorlog het franskiljonisme ondersteunden.’ En het artikel eindigt met de hoop uit te drukken ‘dat dit alles nu zal uit zijn en men zal rekening houden met het ontwaken van het Vlaamse volk, en om te beginnen al de taalwetten, die de Vlamingen veroverd hebben... streng naleven. Bovenstaande feiten doen ons veeleer het tegenovergestelde vrezen, zodat tenslotte de Vlaamse beweging vooral mag rekenen op de Vlamingen zelf’. Op de volgende dag, 18 februari, verscheen Een Antwoord. ‘Van Duitse zijde wordt ons het volgende antwoord gestuurd op het gisteren in ons blad verschenen artikel van Dr. Borms... Het artikel der Deutscher Kurier toont toch hoogstens aan, dat mogelijk gemaakte misslagen als zodanig erkend worden, en dat men bezig is, deze goed te maken. Willen de Vlamingen van hun kant hetzelfde doen, zo kan zelfs onder de huidige, pijnlijke krijgstoestanden, op verstandige wijze voor het Vlaamse volk en zijn gerechtigde bijzondere volksaard en volkswezen, goed gesticht worden... Er kan ook geen rechtdenkend mens de Vlaming een verwijt maken, dat hij zonder in 't minst zijn eigen overtuiging ontrouw te zijn, in samenwerking met Duitsers, de zware nood van deze tijd voor zijn volk... helpe verzachten.’ Op 8 april hield Borms een voordracht over ‘De Vlaamse beweging in verband met de oorlog’, voor de katolieke meisjesstudentenbond Klimop te Antwerpen. Hij begon met de vaststelling dat de Polen en de Ieren pas streden nadat ze van de tsaar en van Engeland de belofte hadden gekregen dat er aan hun onderdrukking een einde zou worden gesteld. Ziehier een brief van een soldaat die me meedeelt wat G. Harry schrijft: ‘Wat Harry hier doet, dat wordt in de Echo Belge te Amsterdam, in de Métropole en Indépendance te Londen, dagelijks in meer bedekte vorm herhaald, en ge weet, niet waar, wat schandelijk stuk tegen Antwerpen werd uitgegeven en in heel België verspreid.’ Ook uit dat pamflet haalde hij citaten aan, zoals uit het artikel van Harry. Maar wij zullen de strijd aanbinden tegen het gevaar waarmee wij door de Maeterlincks en Harry's worden bedreigd. ‘Op de grondslag van wat Vlaanderen opofferde voor 't Belgisch vaderland’ kunnen we niet dulden dat na de oorlog onze achteruitstelling zou voortduren. ‘Verheffen we vrij en vrank onze stem! Zie hoe andere landen om niets dan om hun belang bekommerd zijn; hoe Italië, Roemenië, Griekenland, Bulgarije, omwille van dat belang nog niet eens weten met wie ze zullen aanspannen... In Vlaanderen Vlaams! Wij willen noch Hoogduits, noch Frans worden, maar ons zelf zijn! Tegenover onze bondgenoten mag | |
[pagina 98]
| |
enkel dit gevoel blijven overheersen: dat zij ons erkentelijk moeten zijn en wij hen hebben gered.’ Die voordracht werd voorafgegaan door Vlaamse liederen en gevolgd door een omhaling voor de gezinnen van de gesneuvelde Antwerpse soldaten.Ga naar eind22 Wat Borms hier duidelijk uitsprak, was later een ondertoon in de geschriften van vele vlaamsgezinden, ook niet-aktivistische: we strijden voor België om daarna ons recht te bekomen. Het verbreken van de godsvrede was niet in hoofdzaak verdedigend maar aanvallend. Aan de antivlaamse kampanje werd ten dele geloof gehecht, ten dele werd ze als argument gebruikt om dat offensief optreden in te kleden. De scheidingslijn tussen de Belgischgezinde aktivisten zoals Borms op dat ogenblik nog was, en de loyale flaminganten zoals toen de Vlaamsche Stem in Amsterdam en Van Cauwelaert gedurende de rest van de oorlog, lag in het al dan niet aanvaarden van Duitse hulp. Midden april 1915 verscheen Borms' eigen orgaan: Antwerpen Boven. Orgaan der Groeningerwachten van Antwerpen en Omstreken, 3e jaargang, nr. 1.Ga naar eind23 Het halfmaandelijks blad had als hoofdtaak de flaminganten ervan te overtuigen dat ze geen godsvrede mochten onderhouden, ten eerste omdat ze verraderlijk aangevallen werden, ten tweede omdat ze niet konden dulden dat hun achteruitstelling na de oorlog zou voortduren, terwijl de andere kleine volkeren nu hun kans grepen of toch beloften verkregen. Het lijkt duidelijk dat dit laatste het ware motief was en het eerste een propagandistische inkleding. Is het aan te nemen dat het fameuze pamflet over de overgave van Antwerpen twee maanden na zijn verspreiding nog zo'n verontwaardiging wekte, dat de redaktie moest starten met een wrekende kop en een gloeiend hoofdartikel ‘Onze Moederstad gewroken’? Franck zelf is er in elk geval niet ingelopen.Ga naar eind24 In haar nummer van juni 1915 B liet de redaktie in haar kaarten kijken, omdat ze de tekst afdrukte van een stuk dat in Brussel van hand tot hand werd doorgegeven, zodat we haar verontwaardiging kunnen toetsen aan de aanleiding ertoe. Het gold een oproep voor een Nationale Partij voor na de oorlog. Het heette daarin dat de schoolstrijd en heel de klerikaal-antiklerikale twist was opgelost door de schoolwet van 1914; dat aan de arbeidersverzuchtingen en aan de Vlaamse belangen was voldaan door de bestaande sociale en taalwetgeving; dat wallingantisch ijveren voor bestuurlijke scheiding overbodig en gevaarlijk was, gezien het overwicht van het Frans in België; dat het land een regering nodig had die alleen aan de materiële welvaart zou denken. In zijn kommentaar stelde | |
[pagina 99]
| |
Antwerpen Boven het gedeelte dat op het taalvraagstuk betrekking had, en dat inderdaad ergerlijk was voor vlaamsgezinden, voor als de essentie van het stuk en het blokletterde boven het geheel: ‘De strop om de hals der Vlamingen.’ Waarom niet om de hals van de Walen, de katolieken, de liberalen, de socialisten, de arbeiders, de boeren en andere gegadigden voor een sociale wetgeving? En met zulke argumenten gestaafd, kwam het blad tot in den treure erop terug dat ‘er stelselmatig door gezaghebbende mannen in het openbaar voortdurend en met boos inzicht laster verspreid wordt tegen hen [de Vlamingen] in bladen, schriften en redevoeringen, waarin zij van de aanvang van de oorlog af als ontrouwe vaderlanders uitgekreten worden’Ga naar eind25. De medewerkers aan het blad, waarvan we met name kennen J. Van Wetteren, Borms, advokaat Jozef Van den Broeck, L. Sips en Karel Waternaux, zullen daaraan in zekere mate zelf geloofd hebben. Maar ze zullen veel meer gestaan hebben op het standpunt dat het duidelijkst werd geformuleerd in het derde nummer, in een motie van het A.N.V. Lier, volgens welke na de oorlog de Vlaamse kwestie vóór de internationale opinie moest worden gesteld: ‘Naast eender welk ander volk ook, eisen de Vlamingen het recht, het hoogste recht van een volk, voortaan van alle vreemde dwang vrij, onder eigen bestuur en in eigen Nederlandse taal, zich op eigen krachten te kunnen ontwikkelen... (dat) uit deze oorlog Vlaanderen herboren, in de vrede der toekomst zichzelf worden zal.’ Op de Duitse sympatie voor de Vlaamse Beweging werd van bij het begin soms gewezen door Antwerpen Boven. In november 1915 werd gehekeld dat De Clercq en Jacob gebroodroofd waren, van december af werd agressiever opgetreden, het Duitse aanbod van een Vlaamse universiteit werd begin 1916 aanvaard als helemaal in overeenstemming met de Belgische wettelijkheid. De kroniek ‘Hoe staat het met de oorlog?’ was geleidelijk duitsgezind geworden. Bij het einde van de eerste jaargang werd aangekondigd dat het blad werd omgezet in een weekblad Ons Land, dat zijn kantoor zou hebben in de zetel van de Groeningerwacht te Antwerpen. In het eerste nummer van dat nieuwe blad werden Devos, Franck en Ryckmans aangevallen, die mede-ondertekenaars waren van het protest van Vlaamse vooraanstaanden tegen de Duitse ingreep in de Gentse universiteit. ‘Wij hebben in ons blad Antwerpen Boven, waarvan Ons Land de voortzetting is, die heren tegen het venijn dat de franskiljons op hen spuwden, verdedigd, en daarbij hun | |
[pagina 100]
| |
vroegere fransgezinde zonden vergeten... (Nu) offeren ze de heiligste belangen van 't Vlaamse volk aan hun eigen belang op. Van geen van de drie moet ons dit buitengewoon verwonderen’, vermits ze altijd franskiljons of schijnvlaamsgezinden geweest zijn.Ga naar eind26 Daarmee kennen we de ernst van de verontwaardiging over de ‘aanvallen op Vlaanderen’ bij de overgave van Antwerpen. Maar we moeten terug naar de lente van 1915. Borms' aktiviteit gaf aanleiding tot aanvallen in de franstalige vluchtelingenpers, die als nieuwe bewijzen van de antivlaamse haatkampanje konden dienst doen. Op 6-7 juni titelde de XXe Siècle: ‘Au pilori. Un flamingant attaque, à Anvers, la France et les Français.’ Het ging over twee voordrachten van Borms voor de katolieke Antwerpse leerlingenbond ‘Eigen Taal, eigen Zeden’. De spreker hekelde daarin ook de Brusselse flaminganten als August Vermeylen die in hun schelp bleven, terwijl alleen drie mannen het Franse schrikbewind van de hoofdstad durfden trotseren, Dwelschauvers, Reinhard en Josson. Le XXe Siècle schreef als kommentaar: ‘Le premier a été expulsé de l'université de Bruxelles, par ses pairs, à la barbe des Allemands... Les deux autres sont traités comme des pestiférés, et à bon droit, par leurs compatriotes Flamands et Wallons révoltés de leur servilisme à l'endroit des Prussiens.’ En over Borms: ‘La sottise de ce traître dépasse encore sa méchanceté.’ Een historicus kan hierbij aanmerken dat voor Borms het middel al doel geworden was, namelijk de samenwerking met de Duitsers, want waarom loofde hij anders de franstalige Brusselaar Dwelshauvers die nooit iets had te maken gehad met de Vlaamse Beweging? Maar effektief was zijn metode wel om zoveel mogelijk mensen te kompromitteren; ze hebben het alle drie met de ballingschap bekocht. Wat dat Franse schrikbewind betreft, die uitdrukking vinden we voortdurend in de verslagen van de Politische Abteilung, om de vaderlandsgezindheid van de Belgen te verklaren. Op 20 juni trok Borms naar Raf Verhulst, die zopas zijn medewerking aan Het Vlaamsche Nieuws had stopgezet naar aanleiding van de staking der Antwerpse dagbladen, en onder druk van de direktie van het Konservatorium waar hij leraar was. Hoewel de twee mannen mekaar tevoren maar ééns gesproken hadden, wist Borms de dramaturg om te praten. Ze beriepen tegen 24 juni een vergadering van flaminganten, om een komitee te vormen dat het blad zou redden en meteen een monopolie bemachtigen in Antwerpen. Ze vonden maar één kandidaat: Borms' Merksemse vriend A. Van | |
[pagina 101]
| |
den Brande. De andere aanwezigen, de advokaten Wildiers en Van den Broeck en de makelaar Angermille, betuigden wel instemming met de programmaverklaring die Borms en Verhulst hadden opgesteld, maar leenden hun naam niet.Ga naar eind27 Op 27 juni verscheen als hoofdartikel die programmaverklaring: ‘Onze Vaderlandse Strijd voor ons goed recht.’ Het heette daarin dat de boycot tegen Het Vlaamsche Nieuws een onderdeel was van een antivlaamse kampanje. Maar: ‘Wij versagen niet... Wij willen voor Vlaams-België hetzelfde recht als voor Waals-België, tot baat en roem, tot meerdere kracht, bloei en grootheid van het gemeenschappelijk vaderland: België!’ In die toon, een heel andere dan de antibelgische welke De Vlaamsche Post van Gent zou aanslaan van september af, ging het blad nu de Flamenpolitik en het aktivisme ondersteunen. Blijkens zijn oplage werd het geboycot door het Antwerps publiek, dat over de roem en de kracht van België andere opvattingen had.Ga naar eind28 Daags nadat Borms het blad overgenomen had, werd hij door de prefekt van zijn ateneum geroepen en gemaand om zijn aktivistische propaganda stop te zetten. Op 9 juli schreef de minister van Onderwijs Poullet hem persoonlijk vanuit Den Haag om hem de algemene instruktie aan de Antwerpse rijksambtenaren in te scherpen, namelijk dat hij zijn houding moest laten bepalen door Franck en Ryckmans: ‘Met recht of met onrecht, - aangezien ik de stukken onder de ogen niet heb, kan ik er niet over beslissen, - worden uwe voordrachten, artikels in dagbladen, enz., door goede Vaderlanders betwist en afgekeurd. Ik ben dus verplicht U de grootste voorzichtigheid aan te raden. In de tegenwoordige ogenblikken is het voor elke Vaderlander - Vlaming of Waal - een plicht alle tweedracht te vermijden. Ik tel op uw vaderlandsliefde om mijn oproep gunstig te beantwoorden. Het schijnt mij zelfs beter dat UEd. uwe medewerking zoudt weigeren aan het Vlaamsche Nieuws. In alle geval zult UEd. daarover de HH. Louis Franck en A. Ryckmans raadplegen. Indien zij t' akkoord zijn om alle medewerking af te keuren, geef ik U het bevel die medewerking te staken. Indien er verschil van mening bestond tussen die twee heren, geef ik U de raad U te onthouden totdat ik in staat weze over het verschil te oordelen.’ Borms schreef later: ‘Beiden heulden toen evenwel reeds met de franskiljons, zodat ik aan dat verzoek geen gevolg gaf.’Ga naar eind29 | |
[pagina 102]
| |
3. Zelfbestuur? Geen aktivisme! Of toch?Van mei tot november 1915 werd door een aantal Antwerpse flaminganten, samen met medestanders uit Lier en Brussel, gewerkt aan een adres aan de regering. We hebben hierover vooral getuigenissen van veel latere datum.Ga naar eind30 Naar Borms in 1930 schreef, werd in mei 1915 in de bijeenkomsten van Antwerpse flaminganten ‘het besluit getroffen een manifest te sturen aan de Belgische regering in Le Havre om recht en gelijkheid te verkrijgen voor het Vlaamse volk. Met dat doel werd... een eerste meer uitgebreide vergadering bijeengeroepen de 30e mei 1915. Daar werd een kommissie aangesteld, die bedoeld manifest zou ontwerpen. Ze bestond uit de heren E. Wildiers, voorzitter; Herman Vos en D. t'Jollijn, sekretarissen; Leo Augusteyns, Ad. Henderickx, Maurits Josson, Reimond Kimpe, Hektor Lebon, Frans Reinhard, M. Rudelsheim, Dr. A. Schamelhout, Joz. Van Wetteren en Aug. Borms, leden.’ Aan de samenstelling te merken, ging het hier om een stellingname namens niet alleen Antwerpen, maar heel Vlaanderen voor zover het te bereiken viel onder de geldende verkeersbeperkingen. Borms en Kimpe zullen hier een aktivistische doorbraak beproefd hebben. In 1922 zou Herman Vos schrijven: ‘Wij herinneren ons dat in het adres aan de regering met zoveel woorden gezegd werd dat de grondwettelijke voorzieningen van 1830 - met name art. 23 van de konstitutie - veeleer een hinderpaal voor dan een hulpmiddel tot oplossing van de Vlaamse kwestie was, dat alleen een bestuurlijke decentralisatie dat redmiddel voor Vlaanderen kon zijn, en de regering in de ongerustheid bij vele Vlamingen destijds door de franskiljonse aanmatigende agitatie gewekt, zeker aanleiding vinden moest om de decentraliserende politieke hervorming van de Belgische staat op haar eigen initiatief en verantwoordelijkheid aan het parlement na de oorlog voor te stellen en nu reeds aan te kondigen. Belangrijk is het feit, dat tegelijkertijd met dit adres tevens werd voorbereid een manifest aan de toekomende vredeskonferentie, waarvan toen niemand dacht dat ze pas vier jaar later zou worden gehouden. De twee stukken werden zorgvuldig besproken, bediskussieerd, de tekst definitief vastgesteld en op het laatste ogenblik trad bij de proponenten verschil van inzicht over de doelmatigheid en noodzakelijkheid van dit optreden aan de dag, zodat er van de inzending niets kwam. Er dient op gewezen te worden dat twee afgevaardigden in Nederland een onderhoud met de HH. Van Cauwelaert en Hoste | |
[pagina 103]
| |
hadden, die het optreden afkeurden, en dat in het bezet gebied een bekende katolieke passieve leider, die evenwel aan de bespreking van beide adressen werkzaam deel had genomen, dit ter elfder ure eveneens deed’ (Hektor Lebon?).Ga naar eind31 Over het einde van de werkzaamheden geeft Borms weer een toelichting: op 14 november werd er opnieuw een ruime vergadering van vlaamsgezinden bijeengeroepen om zich uit te spreken over het geplande ‘manifest’ (Vos spreekt telkens van ‘adres’), maar er werd geen beslissing genomen. Het ongeluk is dat wij op zulke magere gegevens wél tot een besluit moeten trachten te komen. Volgens Vos bewees het hele gebeuren dat ‘door een belangrijke fraktie van de vlaamsgezinden buiten en binnen het bezet gebied niet werd aanvaard... de zelfbestuursgedachte, die men nog voorzichtig omschreef als bestuurlijke decentralisatie en de internationalisering van het Vlaamse vraagstuk. De kwestie van de samenwerking met de bezetter stelde zich toen nog niet. Pas later, wanneer de vervlaamsing van de Gentse hogeschool werd doorgevoerd, zou zij zich stellen’. Achteraf was voor Vos, zoals voor andere oud-aktivisten, de zelfbestuursidee het wezen van het aktivisme en de kollaboratie maar een logisch gevolg daarvan, dat zich pas van 1916 af zou voordoen. Wij weten nu beter, zelfs indien we ervan zouden uitgaan dat niemand het logisch gevolg van zijn stellingnamen zou hebben voorzien. Kimpe en Borms waren al aan het samenwerken met de bezetter, en voor alle deelnemers betekende de Flamenpolitik sinds maanden een uitnodiging. In die omstandigheden wilden velen van de regering een belofte vragen. Maar dat ging niet door omdat er verzet bestond, vermoedelijk niet zozeer tegen ‘decentralizate’ of zelfbestuur, waarvoor het Vlaamsche Nieuws een kampanje begon op 2 oktober, als wel tegen een optreden dat de godsvrede zou verbreken en in de kaart van de vijand spelen. Met andere woorden, het hele oorlogsgebeuren en onder meer de Flamenpolitik stimuleerden de zelfbestuursidee, maar schrikten er ook van af, of toch van het propageren ervan. Een getuige die anoniem wenste te blijven schreef ons, dat op de vergadering van 14 november 1915 ‘ten huize van F. Claes’Ga naar eind32 de scheiding der geesten zich voltrok. Dat ze daar niet tot een akkoord konden komen ‘betekende de mislukking van het plaatselijk aktivisme... toen echter was de groei van het aktivisme reeds verstikt door de tegenwerking van de anti-krachten’. We zijn het hiermee maar gedeeltelijk eens. Het is waar dat noch in het A.N.V. noch in de | |
[pagina 104]
| |
Katolieke Vlaamse Landsbond de aktivisten de overhand konden halen, noch in enige andere vereniging dan de Groeningerwachten.Ga naar eind33 Kimpe en Borms hadden voorlopig weinig sukses, maar evenmin waren alle flaminganten resoluut tegen het aktivisme gekant. In de zomer van 1915 ontstond er in Antwerpen, zoals elders, een groep die aarzelde, die noch vóór noch tegen stelling nam; uit haar schoot zouden in 1916 nog een heel aantal individuele aanhangers kunnen gewonnen worden. Maar wel zou in Antwerpen, nog minder dan in Brussel en in Gent, het gros van de flaminganten kunnen meegetrokken worden. Dat de officiële vertegenwoordiger van de uitgeweken regering er de vlaamsgezinde Louis Franck was, heeft daar zeker een rol in gespeeld. Onze getuige zelf zegde ook: ‘De grote oorzaak van de geringe belangstelling van de zeer talrijke Antwerpse vlaamsgezinden voor het aktivisme, zie ik in het feit dat zij er de voorkeur aan gaven de kat uit de boom te kijken, liever dan zich in een avontuur te storten waarvan de afloop onzeker was. Achteraf kan men begrip hebben voor hun afwachtende houding.’ Laat velen nog geaarzeld hebben of, al dan niet voorlopig, de kat uit de boom hebben gekeken, toch lagen in hoofdzaak de verhoudingen al vast en werd de Vlaamse Beweging zoals elders verscheurd op een niet meer te helen manier. Degenen die zich tegen de Flamenpolitik verzetten, heetten te ‘heulen met de franskiljons’. Ze noemden de aktivisten die in Het Vlaamsche Nieuws beweerden dat ze hun vaderlandse plicht deden: ‘Farizeeërs of, zoals Borms, lijders aan neurose, gelijkende op de extatische dwepers uit de middeleeuwen en met ziekelijk verlangen hunkerend naar de martelaarskroon!’Ga naar eind34 | |
4. BesluitAntwerpen was het enige centrum waar tijdens het eerste oorlogsjaar een bekende flamingant, August Borms, zich op het pad van de aktivistische kollaboratie met de bezetter begaf. Het eerste ook waar plaatselijke verenigingen, nl. de Groeningerwachten en de Lierse afdeling van het A.N.V., de godsvrede verwierpen (wat op zichzelf nog geen kollaboratie inhield). Wijst dit op invloed van de polemieken rond de overgave van de stad en de terugkeer van de vluchte- | |
[pagina 105]
| |
lingen? Het is mogelijk, maar groot schijnt die invloed niet. Van meer belang waren klaarblijkelijk de Duitse politiek en de internationale ontwikkeling. Door de oorlogvoerende partijen in Oost-Europa werden van bij de aanvang van de oorlog oproepen gedaan tot tal van volkeren om zich vrij te maken van hun overheerser, of omgekeerd beloften dat hun na de oorlog meer mogelijkheden zouden geschonken worden als beloning voor hun trouw. Ook de rebellie in Zuid-Afrika moest de flaminganten sterk aanspreken, die 15 jaar vroeger grote inspanningen gedaan hadden om de Boeren te ondersteunen in hun strijd tegen de Engelse overweldiger. Dat alles schiep het klimaat waarin vele flaminganten zaten uit te kijken naar meer substantiële uitspraken dan het ‘Vlamingen, gedenk de slag der Gulden Sporen’. In dat klimaat ergerden ze zich buitenmate aan tegenovergestelde teksten zoals die van Maeterlinck en Harry. Maar het was in grote hoofdzaak omdat ze zelf niet meer dan een voorwaardelijke godsvrede hadden aangehangen dat sommigen hem weldra opgaven. Bij Borms is dat duidelijk het geval. Vermoedelijk ook bij sommigen die in de zomer van 1915 van de regering een belofte van zelfbestuur wilden vragen. Dat de Duitse politiek een groot aandeel had in die radikalizering, is duidelijk. Ten eerste door op Europese en wereldschaal nationale bewegingen te aktiveren tegen de vijanden. Ten tweede door de uitnodiging van de Flamenpolitik waarop de Belgische regering geen repliek gaf. Ten derde door de direkte propaganda: in Antwerpen zowel als in Brussel en in Gent werd er met Duits geld een dagblad onderhouden, en vermoedelijk ook een halfmaandelijks bladGa naar eind35, om de godsvrede te verbreken, de flaminganten in te prenten dat ze bedreigd werden, enz. Waarschijnlijk werden er ook Duitse pamfletten verspreid met dat doel. Zeggen dat de Vlamingen het initiatief genomen hebben, kan ook voor Antwerpen niet worden gehandhaafd, al is dat het eerste centrum waar een bekende flamingant tot het aktivisme overging en waar verenigingen bewust op de rand daarvan zijn gaan balanceren en tenslotte erin terechtgekomen. |
|