Flamenpolitik en aktivisme
(1974)–Lode Wils– Auteursrechtelijk beschermdVlaanderen tegenover België in de Eerste Wereldoorlog
[pagina 28]
| |
3. de flamenpolitikVermits de Duitse archieven openbaar gemaakt werden na de Tweede Wereldoorlog, kennen we de Duitse oorlogs- en bezettingspolitiek heel goed.Ga naar eind1 Ze hield de deur open voor verschillende oplossingen al naargelang van de omvang der Duitse overwinning. Als minimum gold het vestigen van een verminkte Duitse vazalstaat waarin de flaminganten de marionettenregering zouden leveren. In de overwinningsroes van de eerste maanden stonden de alduitsers, de konservatieven en zelfs de keizer zonder meer de aanhechting van België bij Duitsland voor, en in latere jaren bleven invloedrijke leger- en vlootkringen daar voorstanders van. Daartussen lagen diverse plannen voor verbrokkeling en militaire, politieke en ekonomische overheersing. | |
1. De Duitse doelstellingenDuitsland heeft in 1914 Oostenrijk in de oorlog gedreven om zelf een wereldrijk te kunnen vestigen. Al van voor het uitbreken van de vijandelijkheden gingen ze in Berlijn aan het werk, met de keizer persoonlijk erbij, om nationale en sociale revoluties te stoken in de Britse en Franse koloniën en onder de volkeren van het Russische rijk. Dat zou op korte termijn een hulp in de oorlogvoering betekenen en op lange termijn het vernietigen van de vreemde wereldmachten in wier plaats Duitsland zou treden. In de opvattingen van de ‘gematigde’ leiders, als kanselier von Bethmann-Hollweg, zou de | |
[pagina 29]
| |
Duitse hegemonie meer op de stichting van vazalstaten moeten berusten dan op gebiedsuitbreiding. Wel zouden ze flinke stukken van Polen, van België (o.a. Verviers, Luik en misschien Antwerpen) en van Frankrijk inlijven, maar ze moesten toch oppassen dat ze de nationaliteitenproblemen in eigen land niet al te zeer verergerden. Dus kwam het erop aan satellietstaten te scheppen die politiek, ekonomisch en militair volledig van Duitsland afhankelijk zouden zijn.Ga naar eind2 In het westen vormde België het kernpunt van heel deze politiek. Om dat land niet te moeten prijsgeven, hebben ze de oorlog voortgezet tot hun volledige uitputting en alle bemiddelingspogingen afgewezen. Wat er na de annexaties nog van zou overschieten, moest, aangevuld met het kustgebied van Noord-Frankrijk, stevig in Duitse handen blijven. Maar waar zouden ze de marionetten halen die deze vazalstaat moesten besturen? Anders dan in de Tweede Wereldoorlog kon er daarvoor geen beroep worden gedaan op een politieke partij. Want de liberalen en de socialisten waren van nature gekant tegen het autoritaire Duitse regime, en de katolieken die voor de oorlog het meest sympatiek hadden gestaan tegenover hun oosterburenGa naar eind3, stonden uiteraard achter hun regering in Le Havre die sinds dertig jaar de macht in handen had. Gezien het belang dat ze in Berlijn plots hechtten aan de nationale bewegingen als middel om hun tegenstanders te ontwrichten, lag het voor de hand dat ze zouden proberen de Vlaamse Beweging voor hun wagen te spannen, al had de regering vóór de oorlog nooit pogingen in die zin gedaan.Ga naar eind4 Al op 2 september 1914, dus na de verovering van Brussel maar nog lang voor die van Antwerpen en Gent, gaf de kanselier persoonlijk instrukties aan het goevernement-generaal van België om de Vlaamse Beweging zoveel mogelijk openlijk te ondersteunen. Dat zou in Nederland een gunstige indruk maken, en na de verhoopte snelle overwinning een Nederlandse instemming met de toekomstige regeling in België vergemakkelijken. Ook verschillende privé-personen wezen er de goeverneur-generaal op welk gebruik er van de Vlaamse kwestie te maken was met het oog op de interne Belgische verhoudingen. Op 16 december, toen een snelle en volledige overwinning veel minder zeker was geworden, kwam kanselier Bethmann met meer nadruk terug op zijn richtlijnen, maar met een andere motivering. Het Duitse rijk moest zich bij een groot deel van de Belgische bevolking de positie van een natuurlijke beschermer en trouwe vriend | |
[pagina 30]
| |
verwerven. Daarom moest de meest verregaande bescherming worden verleend aan de Vlaamse taal, de universiteit van Gent vervlaamst en een publicistische verbinding geschapen tussen Vlaanderen en Nederland. Het Vlaamse vraagstuk moest het voorwerp uitmaken van de meeste zorg van de goeverneur-generaal, en toevertrouwd aan een bijzondere administratieve dienst.Ga naar eind5 In uitvoering van dit bevel werd op 11 januari 1915 te Brussel een Dienst voor Vlaamse aangelegenheden gesticht, die op 13 februari werd opgenomen in de Politische Abteilung van het goevernement-generaal. Andere invloedrijke Duitse kringen, bepaald het leger en het goevernement-generaal zelf, waren veel radikaler dan de kanselier. In september-oktober stelden generaal Ludendorff en de goeverneurgeneraal von der Goltz aan de Nederlandse zaakgelastigde voor om België te verdelen tussen Frankrijk en Nederland, dat dan in het Duitse rijk zou treden.Ga naar eind6 von der Goltz' opvolger von Bissing sprak, in zijn antwoord van 10 januari 1915 op de genoemde instrukties van de kanselier, over ‘die Unnatur des [in 1830] neugeschaffenen belgischen Staatswesens’Ga naar eind7. Blijkbaar overwoog hij toen al om het land te ontwrichten of te doen uiteenvallen, en hij ging voort: ‘De Duitse bezetting trof dus een land aan, waarvan de twee ongelijke helften zich in flagrante en onverzoenlijke tegenstelling bevonden, die in beide kampen bij gelegenheid zelfs verscherpte tot de eis van volledige bestuurlijke scheiding.’ Baron von der Lancken, de vertegenwoordiger van Buitenlandse Zaken bij het goevernement-generaal, stelde op 6 fabruari 1915 aan de kanselier voor om België te verbrokkelen in een Waalse en een Vlaamse staat, met eventueel nog afzonderlijke stadstaatjes Brussel en Antwerpen.Ga naar eind8 Welnu, deze man werd onmiddellijk daarop aan het hoofd gesteld van de Politische Abteilung die de Flamenpolitik zou moeten bedrijven, en hij bleef daarvoor verantwoordelijk tot november 1917. In zijn eerste Tätigkeitsbericht over de periode februari-april 1915, meldde hij al dat afzonderlijke ‘Denkschrifte’ werden voorbereid over de Gentse universiteit en over de bestuurlijke scheiding.Ga naar eind9 von Bissing en zijn medewerkers wisten hoe ze de kanselier moesten beïnvloeden, evenals de openbare mening in binnen- en buitenland, ja zelfs de historici van een halve eeuw later. In de Tätigkeitsberichte is er verder geen sprake meer van het voorbereide stuk over de bestuurlijke stuurlijke scheiding maar, om het verhaal van Prof. Franz Petri van 1965 te volgen: op het einde van 1915 werd de idee van bestuur- | |
[pagina 31]
| |
lijke scheiding ter sprake gebracht in een ‘Denkschrift’ van aktivistische Vlamingen in Nederland. Het werd door de Duitse gezant in Den Haag naar Berlijn gestuurd, en de kanselier schreef dan op 6 januari 1916 aan von Bissing om het uit te voeren. En Petri konklundeert naïefweg dat de Flamenpolitik in haar essentie geen Duitse uitvinding was, maar het ingaan op aktivistische wensen.Ga naar eind10 Jaja, dat zal wel! Maar de enige zinvolle vraag stelt hij zelfs niet, namelijk of die wensen van een andere soort waren en op een andere manier verkregen dan de verzoeken uit Tsjechoslowakije aan Rusland in 1968 om het land te komen redden. Het doel van von Bissing was heel België, tot en met de kust, in Duits bezit te houden, zo mogelijk door inlijving, op zijn minst door volledige en blijvende afhankelijkheid met militaire bezetting. Dat was ook het opzet van de alduitsers, van het militair bevel in Oost- en West-Vlaanderen, van de opperste legerleiding met Ludendorff en Hindenburg en bijzonder van de vlootkringen rond von Tirpitz, die in geen geval de kust weer uit handen wilden geven. Maar von Bissing was geduldiger en vermoedelijk veel bekwamer dan de overheden van Gent en Zeebrugge. Hij besefte, en herhaalde voortdurend, dat de Flamenpolitik heel traag en geleidelijk moest worden gevoerd. De duitsgezinden vormen een heel kleine minderheid in de Vlaamse Beweging, schreef hij op 10 januari 1915 aan de kanselier, en de Vlaamse bevolking is tegen ons gekeerd. Het zou in de loop van de volgende jaren dikwijls een machtsstrijd worden tussen hem en de militaire besturen van Oost- en West-Vlaanderen. Die wilden België sneller aftakelen, terwijl het er hem om te doen was om heel voorzichtig de flaminganten los te weken van hun vaderlandse gevoelens. Het ging dus uitsluitend om een verschil in taktiek en ook von Falkenhausen, die in april 1917 von Bissing opvolgde, stond op hetzelfde standpunt van de vernietiging van België. Wel bleven de opeenvolgende kanseliers en ministers van Buitenlandse Zaken op hun standpunt dat Duitsland de vernietiging van België niet openlijk kon ten doel stellen, omdat er dan geen vrede met Engeland zou kunnen gesloten worden. In geval van een volledige overwinning zou dat bezwaar natuurlijk wegvallen. Maar juist naargelang hun hoop daarop kleiner werd, verwachtten ze des te meer van een aktivisme dat bij de vredesonderhandelingen hun positie zou versterken, en dat zelfs binnen een eventueel hersteld België een duitsgezinde politieke macht zou scheppen. Daarom spoorde Beth- | |
[pagina 32]
| |
mann van begin 1916 af zelf aan tot bestuurlijke scheiding, maar de voorzichtige von Bissing oordeelde het toen nog te vroeg. Ook wanneer hij in juli 1916 de princiepsbeslissing genomen had, nam hij nog acht maanden de tijd, o.a. om intussen de Raad van Vlaanderen te kreëren en zo aan de scheiding ‘tenminste naar buiten het uitzicht te kunnen geven, dat het om een vervulling van Vlaamse wensen ging’Ga naar eind11. Zoveel weten we nu al: de Flamenpolitik begon vóór het aktivisme, en de verwezenlijkingen lagen als Duitse doelstellingen vast van bij het begin bevordering van de Nederlandse taal met inbegrip van de vernederlandsing van de Gentse universiteit, op bevel van de kanselier; bestuurlijke scheiding en uiteindelijk vernietiging van België voor het goevernement-generaal en het leger, en in 1917 ook voor de keizer. Maar geen erkenning van een onafhankelijk Vlaanderen voordat Engeland op de knieën lag, omwille van de kanselier en Buitenlandse Zaken. Van het midden van 1915 af begon het debat hierover tussen de verschillende strekkingen in Duitsland openbaar te worden. Wie toen Nederlandse kranten las, en die waren in het bezette land te koop, kon vernemen hoe laat het was.Ga naar eind12 | |
2. De Duitse propagandaMet welke middelen hebben de Duitsers nu geprobeerd de Belgische bevolking, en bijzonder de Vlaamse, te winnen? De Tätigkeitsberichte der Politischen Abteilung leren ons daar veel over. Nummer één, dat gedateerd was op 14 mei 1915, berichtte aan Berlijn dat de afdeling o.a. in haar bevoegdheid had: de partijpolitieke bewegingen en de tegenstellingen in de partijpers. Want ‘van Duits standpunt uit is er geen reden om de partijpolitieke strijdlust van de Belgen onder mekaar aan banden te leggen’, integendeel, er werd bewezen dat die, bijzonder rond de taalkwestie, een afleiding levert voor veel leidende elementen. Duidelijker gezegd: het behoorde tot de taak van de afdeling om perspolemieken en politieke twisten te doen ontstaan of te stimuleren. Het verslag vervolgde dat bepaalde Belgische dagbladen financieel werden ondersteund ‘om ons daardoor een onmiddellijke invloed op hun inhoud te verzekeren’. Wat verder lezen we dat sommige Brusselse bladen ‘helemaal uit zichzelf artikels brengen die ook door ons | |
[pagina 33]
| |
zouden kunnen geschreven zijn’, maar dat blijken toch meestal gesubsidieerde organen.Ga naar eind13 De tema's die zij ‘onder onmiddellijke invloed’ van de bezetter aansneden, liggen voor de hand: dat de partijenstrijd moest voortgaan, zonder godsvrede; dat de Belgische regering schuld had aan alles vermits ze tenminste na de val van Luik vrije doortocht had moeten verlenen; dat het Belgisch leger aan de IJzer vocht voor de belangen van Frankrijk en Engeland die het dan nog lieten verhongeren; dat Engeland had geëist dat de konkurrerende Antwerpse haven zou platgeschoten worden in een verdediging tot het uiterste, dat het bezig was onze afzetmarkten in te palmen, enz.; dat de vluchtelingen vetgemest in Londen zaten champanje te drinken in plaats van in België te werken aan het herstel van het land; dat hun pers alle dagen de Vlamingen voor pangermanisten en verraders uitschold, en dat het met de Vlaamse Beweging zou gedaan zijn als de regering van Le Havre ooit terugkwam; dat een overwinning van de Geallieerden zou betekenen dat ze België stapvoets zouden veroveren en het daarbij helemaal in puin schieten; dat een konsekwent socialist tegen elke oorlog moest zijn; enz. Wij hoeven hier niet in te gaan op al die propaganda, die in frans- en nederlandstalige bladen werd gevoerd, tenzij in zover ze tot het aktivisme heeft bijgedragen. Wat de godsvrede tussen de partijen betrof, ondanks onderduimse touwtrekkerijenGa naar eind14 hielden de partijleiders daar zo sterk de hand aan, dat al op 17 januari 1915 elke politieke werking was moeten verboden worden.Ga naar eind15 Wel zou een gesubsidieerd blad in Antwerpen voortdurend de antiklerikalen oproepen om geen godsvrede te onderhouden. Met meer sukses zou het de Belgische Werkliedenpartij aanvallen die het socialisme verraden had door de oorlog te steunen. Mettertijd zou er in Antwerpen een aktivistische groep kunnen gevormd worden uit pacifistische socialisten. In Gent en elders ontstonden ook pacifistische groepen, wat de bezetter aangenaam was, maar die waren niet geëngageerd in het aktivisme. Zeker is dat in 1918, buiten de bedragen die door de aktivistische Raad van Vlaanderen verdeeld werden, herhaaldelijk Duitse ondersteuningsgelden werden uitgetrokken voor ‘de Vlaamse socialisten’Ga naar eind16. Even vruchtbaar waren de tegenstellingen tussen gevluchte en achtergebleven Belgen, die de bezetter behendig trachtte te verscherpen. Eén voorbeeld: sommige gemeentebesturen hadden bepaald dat ook de afwezigen moesten meebetalen om de enorme lasten van de bezetting en de armenzorg op te vangen. Op 21 januari 1915 ver- | |
[pagina 34]
| |
ordende von Bissing dat alle afwezigen die voor 1 maart niet naar huis zouden terugkeren, een belasting gelijk aan tienmaal de personele zouden moeten betalen; de gemeenten moesten die innen, mochten er de helft van houden en de andere helft aan de bezetter afdragen.Ga naar eind17 Wat een prachtige twistappel tussen vluchters en blijvers! Jammer genoeg beten de gemeentebesturen er niet in en weigerden de belasting te innen. Bij sommige flaminganten had de Duitse propaganda in verband met de vluchtelingen meer sukses, en tot in de huidige geschiedschrijving toe. Het is opvallend hoe bepaalde nu nog gangbare voorstellingen gedeeltelijk of zelfs helemaal stammen uit de Politische Abteilung. Zo lezen we in haar eerste driemaandelijks rapport van 14 mei 1915, in verband met de pers buiten Brussel (dus in hoofdzaak in Antwerpen): van godsvrede is geen sprake, noch tussen de partijen, noch tussen Walen en Vlamingen, wat in de hand wordt gewerkt door de Waalse aanvallen waartegen de Vlaamse bladen zich verweren. Waalse aanvallen die ‘von den ausserhalb Belgiens erscheinenden Hetzorganen wie Indépendance Belge, Métropole (in Londen), Echo Belge und Vlaamsche Stem (in Holland) ausgehen’Ga naar eind18. De flamingantische Vlaamsche Stem, het orgaan van Alberic De Swarte en René De Clercq, een anti-vlaams hetze-orgaan? Ja natuurlijk! Voor de propaganda van de Politische Abteilung betekende antiduits ook antivlaams! De oorsprong van de ‘antivlaamse haatkampanje’ die vijftig jaar later nog in ernstige historische werken is terug te vinden, is onder andere ook hier te zoeken. Het was niet alleen inzake de vluchtelingenpers dat de Politische Abteilung antiduits gelijkstelde met antivlaams, maar ook inzake het internationaal statuut van België. De Duitse regering versluierde, van 1914 af tot bij het einde van de oorlog, haar doeleinden als volgt: België mocht geen invalspoort tegen Duitsland worden. Vermits de Belgische regering de zijde van de Geallieerden had gekozen (sic), mocht ze niet terugkomen in het land, want dat zou betekenen dat België een antiduitse satelliet van Frankrijk en Engeland zou zijn. Voor Vlaams gebruik vertaalden de Brusselse diensten dat als volgt: mensen als Van Cauwelaert hebben de illuzie dat na een geallieerde overwinning de Vlaamse eisen nog haalbaar zouden zijn in een neutraal België.Ga naar eind19 Met andere woorden: de Franse satellietstaat België ‘sera latine ou ne sera pas’. Een laatste voorbeeld van het sukses der Duitse propaganda is de fabel als zouden franstaligen, zoals volksvertegenwoordiger Buisset, | |
[pagina 35]
| |
aan de Duitsers gevraagd hebben om de Belgische taalwetgeving af te schaffen, zodat de vlaamsgezinden zich uit zelfverweer tot de bezetter moesten wenden. Het eerste rapport van de Politische Abteilung vertelde op 14 mei 1915 dat de Vlamingen niet durfden kollaboreren uit schrik voor de fransgezinde terreur, terwijl de Walen zich gemakkelijk tot de Duitse overheid wendden om hun materiële belangen te verdedigen. Uit deze tekst kunnen we drie konkluzies trekken: de Walen richtten zich niet tot de bezetter voor taalkwesties; de flaminganten evenmin; maar die werden door de Duitsers bewerkt met het argument: de Walen doen het wél!Ga naar eind20 Inderdaad vertelt Faingnaert in zijn memoires dat een eerste meningsverschil tussen de Brusselse vlaamsgezinden zou ontstaan zijn naar aanleiding van het bericht dat franstaligen (nl. Buisset) tegen het Nederlands kuipten bij de Duitsers, waarop sommigen besloten de bezetter voor te lichten.Ga naar eind21 Welnu, het is pas in het rapport over augustus-oktober 1915 dat we lezen dat de goeverneur-generaal de gelegenheid had om aan de Waalse volksvertegenwoordiger Buisset van Charleroi, ‘der mit seinen Wünschen an ihn herantrat’, in alle duidelijkheid te antwoorden dat de Duitse regering aan het Vlaamse volksdeel het zijne zou blijven geven.Ga naar eind22 Wat was er gebeurd? Niets anders dan dat de Duitsers pas toen hadden ontdekt welke munt ze konden slaan uit een brief die de wallingantische liberaal Emile Buisset op 5 maart 1915 had geschreven aan von Bissing, om te protesteren tegen de diskriminatie in de behandeling van Waalse en Vlaamse krijgsgevangenen. Buisset had namelijk terloops ook aangeklaagd dat de bezetter het Nederlands vóór het Frans plaatste in zijn bekendmakingen, ‘malgré la conception constitutionnelle qui avait institué le français comme langue officielle dans notre pays’. Haha! Hier hadden ze het middel om de flaminganten te doen marcheren! Had die Buisset niet in september 1913, in de Revue de Bruxelles waarvan de antivlaamsgezinde Wilmotte de direkteur was, een artikel geschreven: ‘Le français, langue officielle de la Belgique’, waarin hij het herstel van de Franse eentaligheid van 1830 had geëist?Ga naar eind23 En hoe luidde het slot van zijn brief? Hij hoopte gehoor te vinden bij von Bissing zoals hij er al had gevonden bij diens voorganger! ‘Dans un entretien que M. le bourgmestre de Charleroi et moi avons eu l'honneur d'avoir avec Son Excellence le feld-maréchal von der Goltz, lors de son arrivée dans notre pays, j'ai cru devoir lui indiquer divers désidératas | |
[pagina 36]
| |
qui s'imposaient pour apaiser nos souffrances. Notre voix a trouvé un écho auprès de cet homme d'Etat.’Ga naar eind24 Hieruit bleek dus dat Buisset de bezetter tegemoet getrokken was om hem te vragen de taalwetten af te schaffen! De Duitse propagandamachine kwam in beweging, om aan de vroeger rondgestrooide geruchten over Waalse kontakten een konkrete inhoud te geven: het was ‘onder meer’ Buisset. Op 27 augustus publiceerde de Gazet van Brussel zijn brief. Het verhaal leeft voort tot in de meest recente geschiedenissen van de Vlaamse Beweging, en zal wel nooit meer verdwijnen. Intussen weten we waarover Buisset met von der Goltz gesproken had. De kabinetschef van de burgemeester van Brussel noteerde op 25 augustus 1914 in zijn dagboek: ‘Nous recevions la visite affolée du bourgmestre de Charleroi et du député Buisset, qui venaient nous apprendre qu'à la suite d'un combat entre Allemands et Français dans les rues, la cité carolingienne avait été mise à feu et que plusieurs quartiers de la ville flambaient.’Ga naar eind25 In de morgen van de 26e arriveerde von der Goltz in Luik, waar hij bleef tot 1 september.Ga naar eind26 Het staat natuurlijk iedereen vrij om te geloven dat de twee mandatarissen van Charleroi naar Luik zijn getrokken om hem te onderhouden over de linguistico-konstitutionele opvattingen van Buisset. Terwijl de bezetter dus, met de hulp van bladen die onder zijn ‘onmiddellijke’ invloed stonden, de vlaamsgezinden trachtte te overtuigen dat er in het buitenland een antivlaamse haatkampanje werd gevoerd, dat het herstel van België het einde van de Vlaamse Beweging zou betekenen, dat wallinganten aan de Duitsers vroegen om de taalwetten af te schaffen, terwijl trof hij ook positieve maatregelen om de flaminganten te lokken. | |
3. Lokmiddelenvon der Goltz was al in augustus 1914 door specialisten voorgelicht over het nut dat Duitsland zou kunnen trekken uit een Flamenpolitik. Van 6 oktober af werd het Nederlands vóór het Frans geplaatst in het staatsblad en in de Duitse mededelingen. Het ontstaan of de heruitgave van Vlaamse kranten en tijdschriften werd begunstigd, en de censuur werd opgedragen om daar bijzonder mild voor te zijn. Kontakt werd gezocht met ‘invloedrijke personen van het openbaar Vlaams leven’, maar blijkbaar zonder resultaat.Ga naar eind27 Begin november | |
[pagina 37]
| |
werden in het goevernement-generaal grondige besprekingen gehouden over het Vlaamse vraagstuk.Ga naar eind28 Na de brief van de kanselier van 16 december werd de werving geaktiveerd. Op 16 januari 1915 ondervond advokaat Van de Putte van Elsene dat: hij was door de Duitse politie opgeleid, maar zodra ze op de Kommandantur vernamen dat hij vlaamsgezind was, verontschuldigden ze zich en deelden hem het goede nieuws mee dat ze in Gent de Nederlandse universiteit gingen stichten, die de Belgische regering altijd geweigerd had.Ga naar eind29 In West-Vlaanderen was de militaire overheid voortvarender dan von Bissing. Ten laatste in begin februari was te Brugge en te Oostende geafficheerd dat de bezetter weigerde nog te antwoorden op franstalige brieven; in Brugge was het Frans verdwenen van de straatnaamborden die nu Nederlands-Duits waren.Ga naar eind30 Weldra zouden de franstalige uithangborden verboden worden. In de hoofdstad werd geleidelijk, in de loop van 1915, de tweetaligheid opgelegd voor uithangborden en affiches, filmvertoningen, de trams, de notariële aankondigingen.Ga naar eind31 In haar verslag over februari-april 1915 meldde de Politische Abteilung dat ze bezig was de uitgebreide Belgische taalwetgeving toe te passen, grieven en belemmeringen weg te nemen in de besturen, de post (een Duitse dienst), enz. In tal van Vlaamse steden had ze taallessen voor officieren ingericht, ze had een Nederlandse taalgids voor soldaten en bedienden uitgegeven. Aan het onderwijs zou ze bijzondere aandacht besteden, want daar ging de achteruitstelling van het Vlaams dikwijls gepaard met antiduitsgezindheid (daar was ze weeral met haar associatie, ze begon er misschien zelf al aan te geloven). Nog in februari 1915 begon de scheiding van Vlaamse en Waalse krijgsgevangenen.Ga naar eind32 Rond Nieuwjaar 1915 werd het zelfs in het buitenland duidelijk dat de Duitsers een Flamenpolitik voerden. In Le Havre maakte de XXe Siècle op 28 december bekend hoe Harold Graevell zich daarvoor tot von der Goltz had gewend. In L'Indépendance Belge (Londen) van 5 januari wees de Antwerpse socialistische volksvertegenwoordiger Terwagne op de kampanje die de Duitse pers had ingezet over de Vlaamse kwestie. In het Nederlandse tijdschrift De Beweging verscheen een artikel van Antoon Jacob, in het februarinummer en dus vermoedelijk geschreven kort na Nieuwjaar, waarin het heette dat bij de Vlaamse Beweging ‘de pangermaanse lokstem, die in de laatste weken wordt vernomen... geen gehoor vinden (zou). Geen groter bedreiging van ons volksbestaan vermeldt de geschiedenis | |
[pagina 38]
| |
van onze beweging, dan thans in de Duitse aktie besloten ligt’Ga naar eind33. In De Vlaamsche Stem van 16 februari 1915 schreef Alb. Decoene een waarschuwing: ‘Persoonlijke ervaringen en onderzoek in België hebben mij de overtuiging gegeven dat enkele flaminganten... thans de mening zijn toegedaan dat de Vlaamse Beweging door Duitsland zal opgelost worden en het amen en uit zal zijn met de toestand van minderwaardigheid waarin het Vlaamse volk sinds 1830 gehouden wordt.’Ga naar eind34 De franstalige vluchtelingenpers was veel terughoudender, zoals het haar paste: ze hekelde alleen de Duitse pogingen, zo L'Echo Belge (Amsterdam) op 23, 24 en 25 januari, en La Belgique (Rotterdam) op 19 en 28 februari. De vraag is nu: is het aktivisme voortgekomen uit het Duitse lokken, dat van december 1914 af heel openlijk gebeurde? Of zijn flaminganten spontaan bij de Duitsers gaan aankloppen? Of beide tegelijk? |
|