Flamenpolitik en aktivisme
(1974)–Lode Wils– Auteursrechtelijk beschermdVlaanderen tegenover België in de Eerste Wereldoorlog
[pagina 9]
| |
1. omstreden verledenTijdens de Eerste Wereldoorlog hebben een aantal flaminganten met de Duitse bezetter samengewerkt om een oplossing van het Vlaamse vraagstuk te forceren. Waarom en hoe zijn ze daartoe gekomen? Werden ze door de Duitsers aangelokt, of namen ze zelf het initiatief? Daarover bestaan er verschillende voorstellingen. Volgens Maurits Basse had het Duits bestuur in Brussel ‘de aktivistische molen aan het draaien gebracht. Intussen zorgde men aan fransgezinde zijde al vroeg voor koren op die molen’, door aanvallen op de Vlaamse Beweging.Ga naar eind1 Frans Van Cauwelaert drukt het nog scherper uit in zijn GedenkschriftenGa naar eind2: ‘Het aktivisme is een vreemd gewas, zorgvuldig voorbereid en kunstmatig door de Duitse veroveringspolitiek op de Vlaamse Beweging ingeënt.’ Dr. Hendrik Elias daarentegen oordeelt: ‘Van Duitse inwerking op een ontwaken van de Vlaamse Beweging is hier niets te ontdekken. De Vlamingen zelf zien wij overal het initiatief nemen: in Gent, Antwerpen en Brussel. Nog sterker zal dit blijken uit de lotgevallen van De Vlaamsche Stem in Nederland. De hoofdoorzaak van dit ontwaken is niet ver te zoeken. De antivlaamse kampanje die door de frankofonen in het teken van het antiduitse verzet werd gevoerd tegen al wat vlaamsgezind was, werd hier doorslaggevend.’Ga naar eind3 Al gaan deze drie auteurs dus niet akkoord over de rol van de Duitse politiek, ze zijn het erover eens dat de vlaamsgezinden werden geprovoceerd door frankofone aanvallen. Inderdaad, de aktivisten zelf beweerden al in de lente van 1915 dat ‘er stelselmatig door gezaghebbende mannen in het openbaar voortdurend en met boos inzicht laster verspreid wordt tegen hen [de Vlamingen] in bladen, | |
[pagina 10]
| |
schriften en redevoeringen, waarin zij van de aanvang van de oorlog af als ontrouwe vaderlanders uitgekreten worden’Ga naar eind4. De Raad van Vlaanderen uitte zich in plechtiger stijl, in de brochure Aan het Vlaamsche Volk! waarmee hij zijn stichting in februari 1917 aankondigde: ‘De overgave van Antwerpen gaf aanleiding tot de kwaadwilligste aanvallen tegen alomgeachte stadsbestuurders, ja, tegen al de vlaamsgezinden. Een Waals volksvertegenwoordiger wendde zich tot de bezettende overheid, om te vragen dat het Frans alleen als officiële taal zou gelden in België. In den vreemde werd beweerd dat de Vlamingen streden voor de Latijnse kultuur. Na de oorlog zou van het Vlaams geen sprake meer zijn en het België van morgen zou Frans zijn of ondergaan. De godsvrede was verbroken. Deze bedreigingen lokten natuurlijk krachtig verzet uit bij de Vlamingen.’ Al tijdens en ook na de oorlog werd deze voorstelling door antiaktivistische vlaamsgezinden gegeven, en niet alleen om de Vlaamse Beweging wit te wassen. Vermoedelijk onder invloed van de lijvige apologie van A.L. Faingnaert, Verraad of Zelfverdediging?, werd er na 1932 nog meer nadruk op gelegd. Zo schrijft Dr. A.W. Willemsen: ‘Al in de eerste weken van de oorlog uitte de antivlaamse stemming zich in artikelen in de franstalige pers, in aanplakbiljetten en in fluisterkampanjes. Er zou nu maar eens voorgoed korte metten met het Vlaams gemaakt moeten worden: Après la guerre on ne parlera plus le flamand (...) Het ontstaan van het aktivisme is door de antivlaamse provokatie weliswaar ten zeerste bevorderd, maar de wortel lag nochtans dieper... Ook zonder de Waals-franskiljonse haatkampanje zou het aktivisme, zij het in wat bescheidener vorm, ontstaan zijn.’Ga naar eind5 We mogen besluiten dat in de literatuur een stijgend belang wordt gehecht aan ‘de Waals-franskiljonse haatkampanje’. Men ziet er wel niet de fundamentele oorzaak van het aktivisme in, die klaarblijkelijk te zoeken is in de nationale inhoud van de Vlaamse Beweging, maar toch de voedingsbodem. Het valt op dat, hoewel de Belgische vluchtelingenpers vele dagbladen telde, alle auteurs verwijzen naar een klein aantal voorbeelden van ‘provokaties’, die ze vermoedelijk ontleenden aan flamingantische propagandaliteratuur. Het is dus wenselijk dat een onderzoek zou worden ingesteld naar het waarheidsgehalte van die beschuldigingen. Behalve Willemsen kennen alle auteurs een belangrijke rol toe aan de polemieken rond | |
[pagina 11]
| |
de val van de vesting Antwerpen, die dus bijzondere aandacht moeten krijgen. Welk was het doel van de Duitse Flamenpolitik, welke waren de gebruikte propagandamiddelen? Is het juist, zoals Prof. F. Petri schrijft, dat die politiek in haar konkrete inhoud geenszins een Duitse uitvinding was, dat haar wezen er veeleer in bestond in te gaan op de wensen die van aktivistische Vlaamse zijde aan Duitsland werden gericht?Ga naar eind6 Welke mensen zijn aan de kollaboratie begonnen, en met welke bedoelingen? Waren het wel Vlamingen, of waren het vreemdelingen zoals de Nederlander Domela Nieuwenhuis, over wie een aantal medestanders schreven in juli 1917: ‘Met recht kan men zeggen, 't geen dan ook door vriend en vijand wordt erkend, dat deze man de man is, die de hele Vlaamse zaak in beweging heeft gebracht, die de stichter is van al het politieke Vlaamse leven dat zich nu openbaart, die de vreesachtigen naar voren heeft gebracht, de onverschilligen heeft bezield, de overtuigden de weg gewezen... Als hij niet gesproken had, zou niemand gesproken hebben.’Ga naar eind7 Hoe reageerden de flaminganten wanneer sommigen - hetzij Duitsers, Vlamingen of Nederlanders - met een kollaboratiepolitiek begonnen? Hoe reageerden de regering en de koning? Hoe heeft het aktivisme zich verder ontwikkeld, welke invloed heeft het uitgeoefend op de soldaten aan de IJzer? En welke waren uiteindelijk zijn gevolgen? Een zo kapitaal verschijnsel in de gescheidenis van de Vlaamse Beweging, ja, in de geschiedenis van België, verdient een grondig onderzoek. |