Hoofdstuk 8:
Ogri Tigri is doodsbang.
Nog die zelfde avond om 8 uur gaan de dieren naar het huis van Ogri Tigri George. Ogri Tigri schrikt wakker. Hij hoort allerlei geluiden. Hij ziet ook kleine en grote schaduwen op en neer bewegen. De geluiden en de schaduwen komen steeds dichterbij.
W-at is d-it nou? Voor het eerst is hij zo bang...
Opeens komt er een zogenaamde duivel te voorschijn.
Het is Sara de uil, maar dat weet Tigri niet.
Sara zegt: ‘Ik ben Dibrie, de duivel. En ik heb gehoord met mijn grote oren, dat je niet naar het kerstfeest wil gaan.
Hi-hi-hoe wah, hi-hi hoe-wah. Wij leven vredig hier met elkaar. Niemand maakt ruzie met een ander.
Wie niet op het kerstfeest komt wordt weggejaagd uit dit vredig Zanderijbos. Hoe-hi-wah hoe-hie wah.’
Ogri Tigri is nog nooit van zijn leven zo bang geweest.
Hij geeft nog steeds geen antwoord. Dan gaat de stem verder: ‘Je hoeft niet te gaan hoor, maar dan zal ik je straffen.
Je wordt een kleine poes en iedereen in het Zanderijbos kan je pakken. Je hele leven lang hi hihoe wah.’
En de andere dieren maken weer die enge geluiden.
‘Hoe, hoe, stie-sto stu, tjiep-tjiep, krei-krei.’ Alles maar door elkaar, hard zacht, hoog en laag, dichtbij en ver. Nu wordt Ogri Tigri doodsbang! Boi, je moet zijn gezicht zien.
Hij begint te beven en te zweten over zijn hele lichaam. Sara, de zogenaamde duivel gaat verder: ‘Kom je op het feest of wil je voor het leven gestraft worden? Jij, zo een grote Ogri Tigri? Wil je een poesje worden? Kom je op het kerstfeest?’
Met een bevende stem zegt Ogri Tigri: ‘Ja, ikke-ik z-z-zal op het f-f-feest komen’.
‘Luider, ik heb je niet goed gehoord,’ schreeuwt de zogenaamde duivel.
‘Ik zal op het feest ko-men jaa-aa,’ schreeuwt Ogri Tigri.