‘Dan zal ik u chaperoneeren’ zeide de K.D.G.
‘O, u behoeft u die moeite niet te geven, Lady Mac Nairne,’ protesteerde Menela. ‘U mocht eens rheumatiek krijgen; en in Holland zijn de jonge dames zeer onafhankelijk.’
Het hart ontzonk mij. Hoe zou zelfs de onverzettelijke K.D.G. dezen scherpen hoek omzeilen?
Zij gaf geen kamp. ‘U is zeer zorgzaam,’ antwoordde zij, ‘maar ik ben nog van den ouden stempel en heb Schotsche manieren; en in Schotland zijn zelfs bejaarde personen gewoon in den regen te wandelen, anders mochten wij wel altoos thuis blijven. Integendeel, wij houden van een buitje, altoos in aangenaam gezelschap.’
Zoo sprekende stond zij schielijk op en wij maakten met ons drieën een wandeling door de natte straten van Amsterdam.
De winkels waren schitterend verlicht en ik deed mijne beide gezellinnen onder hare druipende parapluies stilstaan voor het raam van een juwelier.
‘Wat zoudt u nu hier wel het mooiste vinden?’ vroeg ik.
Onmiddellijk antwoordde Menela: ‘Dien ring,’ en wees daarbij naar een tortelduif-kleurigen cabuchon-robijn in den vorm van een hart, gezet in helder-witte diamanten. Het was een verlovingsring.
‘Juist,’ stemde de K.D.G. toe. ‘Er is in de uitstalkast niets dat hierbij te vergelijken is.’
‘Laat ons dan naar binnengaan,’ zeide ik. ‘Ik heb eene vriendin, aan wie ik een klein cadeautje wil geven.’
‘Cadeautje,’ herhaalde Menela, ‘'t zal u op zijn minst drie duizend gulden kosten.’
‘Dat is niet te duur, alles wel beschouwd,’ zeide ik op geheimzinnigen toon. En ik tintelde van ondeugend genot, toen volgens recht van koop de ring de mijne werd. ‘Ieder van haar beschouwt dien zoo goed als den hare,’ dacht ik. ‘Morgenavond, te Rotterdam, als ik veilig ben voor Freule Menela en zij voor immer uit mijn leven verdwenen is, gaat die ring in andere handen over, maar stellig niet naar Den Haag.’
Den geheelen nacht droomde ik, dat ik door de weggeloopen fiancée van Robert vervolgd werd, en toen ik haar listig zocht te ontkomen, Sir Mac Nairne in de armen liep, die mij voor een moordenaar uitkreet. Het ontwaken bracht niet veel verlichting, want ik wist, dat in haar kamer, slechts door een dun beschot van mij gescheiden, Freule Menela allerlei plannen lag te beramen om mij te vangen.